'Zonder enig uiterlijk fanatisme steekt hij simpelweg een Europeaan overhoop'

De eerste islamitische zelfmoordaanslagen – in Atjeh.

Volgens de geschiedenisboekjes dateren de eerste islamitisch geïnspireerde zelfmoordaanslagen van begin jaren tachtig van de vorige eeuw, en ging het daarbij om sjiitische terroristen die aanslagen pleegden op Westerse doelen in Libanon. Maar nee. Zeventig jaar daarvoor waren de Nederlanders al het mikpunt van suïcidale jihadisten.

Wanneer Wilhelmina de troon bestijgt, in 1898, is de Atjeh-oorlog al bijna dertig jaar oud. Al die tijd hebben Nederlandse troepen geprobeerd om het sultanaat Atjeh, het noordelijk deel van het eiland Sumatra, aan het vaderlandse koloniale rijk toe te voegen. Tot omstreeks 1870 had men niet omgekeken naar deze uithoek, maar met de bouw van het Suezkanaal was de scheepvaartroute rond de noordpunt van het eiland, richting Singapore en China, veel belangrijker geworden. En de Nederlandse autoriteiten moesten er niet aan denken dat de haven van Banda Atjeh in handen zou vallen van een vreemde mogendheid. Dis werden in 1873 troepen aan land gezet; de sultan werd verjaagd, de binnenlanden in. Maar de strijd was dus verre van voorbij. De invasie werd het begin van een gruwelijke koloniale oorlog, gevolgd door een guerrilla-oorlog – en afgesloten met zelfmoordaanslagen.


Een eerste zware militaire nederlaag van de Nederlanders veroorzaakt grote beroering in binnen- en buitenland. In Nederland vroeg men zich af hoe men deze ‘schande’ kon rechtzetten. In de islamitische wereld begon de ster van de sultan van Atjeh te rijzen – eindelijk een moslimheerser die de westerse legers kon weerstaan. De Nederlanders stelden nieuwe legereenheden samen en er werd met geld gesmeten – dit moest snel afgelopen zijn. Generaal Joannes van Heutsz, een ijzervreter die in ons land als een held werd vereerd, slaagde erin het paleis van de sultan te veroveren. Maar de Nederlanders konden daarna nog geen kant op. Het immense land, bedekt met dicht oerwouden, bleef levensgevaarlijk gebied. Wanhopig zocht men naar een oplossing. De beroemde (in Atjeh nu gehate) islamoloog Christiaan Snouck Hurgronje kwam met een tactiek van 'chirurgisch geweld’ die de Atjese adel en de fanatieke geestelijken uit elkaar moest drijven. De adel kreeg macht en geld toegeschoven; de geestelijken moest verdreven, het oerwoud in. En, zo waarschuwde hij, maak de bevolking duidelijk dat je de baas bent. Die tactiek, losjes gevolgd (aan de domme wreedheden kwam geen einde), leek uiteindelijk succes te hebben. Eindelijk. Den Haag wilde de kostbare, moeizame oorlog zo snel mogelijk beëindigen. In de jaren 190—1910 gaven verschillende leiders zich over – en ze werden met alle egards behandeld. Voor de zoveelste keer vertelden ambtenaren en de vaderlandse kranten dat de oorlog 'nu echt definitief’ voorbij was. Aan Atjese kant waren naar schatting 20.000 doden gevallen; aan Nederlandse kant 500.


Maar de oorlog was niet voorbij. Wat volgde, waren de 'atjeh-moorden’. Het eerst bekende slachtoffer was tramcontroleur Van Wijngaarden. De aanvaller had een mes bij zich. Van Wijngaarden werd gedood; de aanvaller daarna ook. Er volgt nog zo'n volstrekt onverwachte aanslag, en nog veel meer aanvallen op Nederlanders. Vrijwel altijd met een kapmes, en vrijwel altijd werden de daders ter plekke gedood door aanwezige militairen of politie. Die zijn nooit ver. De openbare orde was en bleef een probleem. Om de paar dagen of weken is het weer raak. En langzaam dringt het besef door dat het hier om méér gaat dan incidentele woede-uitbarstingen. Dat de Atjeeërs de Nederlanders haatten, dat hun geestelijk leiders opriepen tot de jihad, dat wist iedereen. Maar wat jihad kan inhouden, dringt pas door wanneer 'onschuldige’ burgers (en hun vrouwen en kinderen) het slachtoffer worden van zelfmoordaanslagen.

'Het lijkt of de moorden in Atjeh geen impulsieve wraakacties zijn, maar weloverwogen aanvallen,’ schrift de Sumatra Post in 1919. 'Alle moorden verlopen volgens een gelijk patroon. Aan de dader is tevoren nooit iets bijzonders te zien – zonder enig uiterlijk fanatisme steekt hij simpelweg een Europeaan overhoop. Allah heeft het me bevolen, roepen de moordenaars voordat ze worden gedood of overmeesterd worden, maar meestal gedood. De autoriteiten mogen beweren dat de Atjeh-moorden incidenten zijn, mar deze gelijkvormigheid duidt toch op een voorpgezet plan.’


Er worden deskundigen opgetrommeld om het fenomeen te verklaren. Een bekende psychiater, Van Loon, constateert dat Atjeh 'een zeer kroot aantal krankzinnigen’ telt. Hij ziet 'dementia praecox, acute verwardheid en maniakale toestanden’. De slachtoffers vormen 'een direct gevaar voor de omgeving.’ Goeverneur Van Sluys spreekt van een samengaan van fanatieke haat jegens de Nederlanders en krankzinnigheid: 'Ik heb de regering daarom verzocht om een krankzinnigengesticht te bouwen.’ Dat komt er ook, eind jaren twintig, op het eiland Pulau Weh, in het uiterste noorden. Ver weg van Atjeh. De patiënten stromen toe maar er komen, tot verdriet van de doktoren (die hun werkzaamheden op die manier moeten rechtvaardigen) helaas maar heel weinig daders van zelfmoordaanslagen. De heren doktoren kunnen slechts constateren dat de inwoners, net als andere Atjeeërs de Nederlander haten en diep gelovig zijn. Ze constateren 'een causaal-psychologisch verband’ met de aanslagen. Die ondertussen gewoon doorgaan.

Tegen de tijd dat de Nederlanders verdreven worden door de Japanners, in de lente van 1942, zijn er ruim 160 atjeh-moorden gepleegd, waarbij in totaal ruim driehonderd dode vielen.


Zat er een complot achter, een geheime organisatie? De Sumatra Post vreesde van wel. Maar de gelijkvormigheid van de aanslagen is daarvoor nog geen bewijs. De Nederlandse autoriteiten wilden dat idee waarschijnlijk überhaupt niet onderzoeken De oorlog was immers voorbij. Het idee dat mensen bereid zouden zijn om voor hun geloof te sterven, was onaanvaardbaar. Dat was dus geen zaak voor de politie of het leger. Wanneer zestig jaar later sjiitische strijders in Libanon op hetzelfde idee komen, is de westerse reflex opnieuw: deze mensen zijn niet normaal, en wordt er in boek na boek kezocht naar de lokale stoornis die de aanslagen moet verklaren. Een leger kan nu eenmaal niete beginnen tegen en ongrijpbare, onzichtbare vijand. Laten anderen zich daar maar mee bezighouden. Psychiaters, bijvoorbeeld.


Met grote dank ontleend aan Anton Stolwijk, Atjeh. Het verhaal van de bloedigste strijd uit de Nederlandse koloniale geschiedenis. Uitgeverij Prometheus.

Marcel HulspasComment