Waarom een boek over 'De geboorte van Europa'?
Vrijheid en democratie zijn geen gerespecteerde waarden meer. In de ogen van velen zijn ze synoniem geworden met corruptie, chaos en verval
De redenen voor deze ommekeer zijn duidelijk: veel burgers ervaren onzekerheid, chronische armoede en angst. Ze willen een overheid die zorgt voor veiligheid, zekerheid en welvaart. Doet zij dat niet, dan moeten de zaken blijkbaar anders aangepakt. En als de zittende politici en bestaande instituties ervaren worden als deel van het probleem, moeten die verdwijnen. Ze geven de voorkeur aan een ander slag politici, een die belooft dat alles beter wordt als alleen zij het voor het zeggen krijgen.
Een dergelijke omslag hoeft niemand te verbazen. Vrijheid en democratie zijn geen ‘aangeboren’ verlangens, geen eeuwige verworvenheden. Ze zijn de uitkomst van historische ontwikkelingen – en de geschiedenis gaat verder. Vrijheid en democratie vereisen geloof in elkaar en in de toekomst. Ze bloeien op wanneer mensen zich verbonden voelen, een gemeenschap vormen en elkaar dezelfde rechten gunnen. En omgekeerd, wanneer een samenleving beheerst wordt door geweld en pijnlijke sociaaleconomische verschillen, dan komt het gemeenschapsgevoel onder druk te staan – en daarmee de democratie en vrijheid. Democratische bestuurders hebben de taak die bedreigingen te signaleren en aan te pakken, en het goede voorbeeld te geven. Gebeurt dat niet, dan kunnen vrijheid en democratie snel ten onder gaan. En herstel is een lastig en tijdrovend proces. Maar het verlangen blijft. Aristoteles zei het al: de mens wil een rechtvaardig bestuur, wil in vrede leven en wil gehoord worden.
In de loop der tijd hebben vele gemeenschappen geëxperimenteerd met democratische bestuursvormen, veelal in de vorm van brede volksvergaderingen en/of het aanwijzen/kiezen van volksvertegenwoordigers. Soms was zoiets een kort leven beschoren, soms bleef zoiets eeuwen in stand. Het meest vasthoudende, omvangrijke en radicale democratische experiment vond plaats in Europa. Vasthoudend, omdat dit vele eeuwen besloeg, pakweg van het jaar 1000 tot nu. Omvangrijk, omdat vele landen en volken hieraan bijdroegen. Radicaal, omdat het resultaat verder reikte dan ooit tevoren. Waarom gebeurde dat in Europa? De erfenis van Aristoteles was in elk geval van cruciaal belang. Aristoteles’ visie op de mens was daar eeuwenlang richtinggevend. En dan was er de economie. Europa kende na 1000 een lange periode van gestage economische groei, met als meest opmerkelijke fenomenen de groei van de steden en de opkomst, met name in Vlaanderen en Noord-Italië, van de lakenindustrie. Die industrie groeide uit tot een internationale kapitalistisch georganiseerde bedrijfstak, met een elite die zijn grote economische vrijheden gebruikte om kapitaal te cumuleren en te investeren.
De groeiende welvaart leidde daarnaast tot het ontstaan van een welvarende stedelijke middenklasse die zijn eigen regels en wetten wilde stellen, los van de oude adellijke en geestelijke elites. Ze werd daarbij gesteund door de kapitalistische elite, voor wie deze vrijheid net zo belangrijk was. De middenklasse zag zichzelf als de motor achter de stedelijke welvaart. Ze verjoeg of verdrong de oude elite en verving deze door instituties die uitvoering moesten geven aan de verlangens van ’onderop’. De beroemdste van deze steden was uiteraard Florence. In 1427 schreef Leonardo Bruni dat de macht en pracht van zijn geboortestad te danken was aan haar burgers en hun wijze bestuur. Voor Bruni en zijn tijdgenoten waren vrijheid en democratie onmisbaar voor het verkrijgen van welvaart. Een andere factor die Europa richting vrijheid en democratie stuwde, was de neergang van de Kerk. Zo rond 1000 beschouwde de Westerse (‘Latijnse’) Kerk zichzelf als de enige erfgenaam van de vroege christelijke Kerk. Zij meende daarom de taak te hebben om alle christenen te beschermen, van hoog tot laag, overal op aarde. Dat was de reden voor de Eerste Kruistocht, een militaire expeditie bedoeld om het Heilig Land te ‘bevrijden’. Het opmerkelijke succes van deze expeditie legde in Europa de grondslag voor de overtuiging dat men door God uitverkoren was om de aarde te besturen. Dit vormde de basis voor de ongekende Europese expansiedrift, waar de rest van de wereld later mee geconfronteerd werd. En daarmee ook met andere verwerpelijke eigenschappen van de Europese cultuur, zoals superioriteitswaan, een redeloze angst voor ‘de ander’ en de methodische uitbuiting van arbeidskracht.
Tegelijkertijd leidde de pretentie van de Kerk dat zij het absolute gezag uitoefende over álle gelovigen, van burgers tot koningen en keizers, na 1300 tot een diepgaand intellectueel debat over de grenzen aan de kerkelijke macht en de invloed van het geloof op het stedelijk bestuur. Die discussie, in combinatie met een aantal misstappen in de loop van de veertiende eeuw, leidde tot een ineenstorting van het morele gezag van de Kerk. Mannen als Wycliff en Hus kwamen tot de overtuiging dat het geloofsleven een individuele keuze was, en dat het persoonlijk geweten zwaarder woog dat het oordeel van de Kerk. Zo ontstond de idee van een samenleving die niet gedomineerd werd door één religieuze organisatie als moreel ijkpunt; een samenleving waarin alleen het persoonlijk geweten en (in onderling overleg) de wet het gedrag begrensde.
Zoiets klonk velen absurd in de oren. Dat Europa desondanks in deze denkrichting volhardde kwam door een opmerkelijk vertrouwen in het geweten en in het menselijk vermogen om niet alleen zichzelf maar ook de samenleving te verbeteren. Economische groei en een reeks wetenschappelijke en technologische doorbraken versterkte deze overtuiging. Het resultaat was een samenleving die zo rond 1400 gekenmerkt werd door enorme tegenstellingen, door oorlogen, wreedheid, en ga zo maar door. Maar ook door een ongekend optimisme en een intellectuele ijver en diversiteit die, dat kan gerust gezegd, verder op aarde zijn gelijke niet had. Een indrukwekkendem angstwekkende, overkokende heksenketel van tegenstrijdige ideeën. Het gebeurde allemaal in de middeleeuwen. Dat is misschien verrassend. De middeleeuwen (de term dateert overigens pas uit de achttiende eeuw) worden vaak afgeschilderd als een kleurrijk maar stilstaand tijdperk. Die reputatie hebben ze te danken aan de Italiaanse auteur Francesco Petrarca. Hij verkondigde rond 1350 de wedergeboorte van Italië, een tweede Romeins rijk, en verwierp daarbij de negen eeuwen sinds de val van Rome als een waardeloos, duister intermezzo. Dat beeld is blijven hangen. Vijf eeuwen na Petrarca schreef de historicus Jakob Burckhardt in ‘De cultuur van de Renaissance in Italië’, dat de middeleeuwers een soort slaapwandelaars waren geweest, en dat de Renaissance een ontwaken was van de klassieke geest. Dat beeld van de ‘achterlijke’ middeleeuwen is inmiddels grondig versleten maar daarmee hebben ze nog niet de plaats gekregen die ze verdienen. Want in de Middeleeuwen is ‘ons’ Europa ontstaan, geboren. Die duistere eeuwen van Petrarca waren juist van cruciaal belang, en verdienen serieuze, volle aandacht. Juist nu de verworvenheden van die middeleeuwen, onze vrijheid en democratie, onder druk staan.
De bedreigingen stapelen zich op. Rusland is weer een agressieve dictatuur; in de Verenigde Staten heeft Trump de deur opengezet voor de afbraak van democratische instituties en dichter bij huis, in Midden-en West-Europa, hebben racistische en antidemocratische partijen en stromingen het tij mee. En dan zijn er economische uitdagingen. Het door Bruni geprezen verbond tussen kapitalisme en democratie is al twee eeuwen verleden tijd. De huidige Tech giganten verdienen aan surveillance, onrust en angst, en bevorderen zo de afbraak van gemeenschapsgevoel. De kans is reëel dat we vrijheid en democratie de komende decennia krachtig zullen moeten verdedigen. En dat begint met het besef dat vrijheid en democratie kwetsbaar zijn. Het zijn geen onverwoestbare waarden, ooit aangereikt vanuit het oude Griekenland, waarvan het voortbestaan gegarandeerd wordt door een onstuitbare ‘Vooruitgang’. De geschiedenis van Europa laat zien dat ze de uitkomst zijn van eeuwen van strijd en debat. Het had allemaal heel anders kunnen lopen. Maar zie, Europa werd de geboortegrond van baanbrekende ideeën, van denkers als Willem van Ockham, Marsilius van Padua, Christine de Pizan, Johannes Hus en Jan van Asseliers. Het is hun erfenis, de Europese erfenis, die de komende decennia bevraagd zal worden en op het spel staat. Het is aan ons om de waarde daarvan duidelijk te maken.