Big Science - kan het ook anders?

Kan het wat minder? Dat was de boodschap van de column van Rosanne Hertzenberger in de NRC van zaterdag. Anderhalf miljard voor een ding dat op Mars de samenstelling van de atmosfeer gaat meten (en nog te pletter slaat ook). Miljarden voor zwaartekrachtgolven. Tientallen miljarden voor het CERN. Natuurlijk, de deskundigen zijn er dol op – maar mag het ook een beetje minder? Zijn er geen dringender wetenschappelijke onderwerpen (Hertzenberger noemde de klimaatwetenschap) die broodnodig wat geld kunnen gebruiken? Die column leverde haar heel veel commentaar op, Maar de vraag is zeer legitiem. Sterker, het wordt tijd dat we die grootverbruikers eens kritisch gaan bekijken.


Het was een wat warrig betoog, die column, dat moet ik toegeven. Want Hertzenberger zet dat kostbare fundamentele onderzoek namelijk af tegen commerciële initiatieven, zoals Space X, die volgens haar een duidelijk doel hebben, terwijl fundamentele onderzoek dat niet heeft. Ze beloven gewoon kennis. En daar moeten we het mee doen. Voor Hertzenberger is dat te weinig. Maar die tegenstelling leidt de aandacht af van de kern van het probleem: de verdeling van onderzoeksgelden. Hoe komt het dat sommige wetenschapsgebieden miljarden weten te vergaren, toegeschoven krijgen, terwijl andere wetenschappen (met zeer concrete doelstellingen) jarenlang naast een luttele paar duizend euro grijpen? Die klacht is niet nieuw. Ik denk even aan Ad Lagendijk. En onlangs liet de Gezondheidsraad hetzelfde geluid horen, nu vanuit de medische hoek: kan het wat minder met al dat fancy fundamenteel medisch onderzoek? Want patiënten hebben ook veel baat bij eenvoudig onderzoek naar concrete problemen, dat nu al vele jaren niks geen geld krijgt. Maar ja, dat soort concretere problemen leveren geen lekker mee tikkende internationale publicaties op.


De column van Hertzenberger leverde de gebruikelijke reacties op. Dat dure fundamentele onderzoekers heeft namelijk vele vrienden, Niet alleen wetenschappers, maar ook voorlichters en journalisten. De argumenten zijn steevast dezelfde. Waar het op neerkomt is dat big science wetenschappers weten wat goed voor ons is. Als zij zeggen dat het belangrijk is, dan is dat zo. Wetenschap is nu eenmaal wat wetenschappers willen doen. Morele afwegingen horen daar niet in thuis. Of beter, die afwegingen moeten we ook aan wetenschappers overlaten, Als zij zeggen dat het goed is, of goed komt, dan is het goed.


Scheefgroei is een bekend fenomeen. We komen het overal tegen. Wie al veel heeft, verlangt naar meer. De dikste varkens veroveren de beste plekken aan de trog. Het is dus niet onwaarschijnlijk dat zich in de wetenschap hetzelfde fenomeen voordoet. Eerst wij! Wij zij belangrijk! Om om dat te bewijzen, zijn er de ten eerste de cijfers. Wij werken samen met tachtig landen! Hier werken duizenden onderzoekers, tienduizenden mensen! Koningen en keizers komen bij ons de linten doorknippen! En als dat niet voldoende is, is er het argument dat het eigen onderzoek héél belangrijk is. Dus geef ons geld! En reken maar dat die duizenden onderzoekers, ingenieurs, managers en voorlichters een mooi verhaal vertellen. Het gaat immers om hun boterham. En ze zijn niet voor niks groot – ze weten hoe je groot wordt en groot blijft. Hoe je organisaties, ministeries en politci moet benaderen, behandelen, in de watten moet leggen. Hoe je jezelf moet presenteren. Om je geld te vergaren. Wij zijn de mensen van de miljarden. Wij stellen de Grote Vragen. Wij moeten meer geld – ter meerdere eer en glorie van de wetenschap, uiteraard.

Niks bijzonders, dat soort gedrag. Succesvolle instituten kijken uiteraard jaren vooruit, ze hebben meer ijzers in het vuur (‘kies maar, minister!’) en weten hoe je alle stakeholders moet bewerken. Merkwaardig is dat de buitenwacht vaak zo probleemloos meegaat in het denken van deze financiële grootverbruikers. Alsof eenvoudige bedrijfskundige en economische wijsheden plots niet meer bestaan zodra het om wetenschappelijke instituten gaat. Een paar argumenten hier op een rijtje:


Fundamenteel onderzoek is uiteindelijk nuttig! Ja, honderd jaar geleden was de afstand tussen ontdekking en toepassing een paar jaar. Denk aan röntgenstraling. En die historische voorbeelden worden steevast van stal gehaald. Maar denken we écht dat we ooit iets aan zwaartekrachtgolven of higgs-bosonen zullen hebben? Dat argument kan echt beter achterwege blijven. De wetenschap verandert – en dus ook wat je ermee kunt doen. Vroeger was toen.


Fundamenteel is belangrijk! Maar er is geen enkele reden om fundamenteel onderzoek belangrijker te vinden dan minder fundamenteel onderzoek. Fundamenteel is geen kwaliteit waarvoor je automatisch door de knieën moeten. Het is slechts een eigenschap. Er zijn andere belangrijke eigenschappen.


Fundamenteel is interessant! Zeggen de fundamentalisten. We kunnen ook weinig anders verwachten. Ze hebben het over hun passie én hun broodwinning. Maar of iets interessant is of niet, wordt voor een groot deel bepaald door de media, die dolgraag schrijven over heftige zaken als zwarte gaten, designerbaby’s, Einstein, doorbraak, lichtjaren, bouwstenen – kortom alles wat hun fanasie prikkelt. Maar is dat nieuws écht zo interessant? Om een voorbeeld te noemen: persoonlijk (en ik ben een bèta) vind ik de recente ontdekking op het gebied van (om twee grootverbruikers te noemen) sterrenkunde en hoge-energiefysica totaal níét interessant. De sterrenkunde zit totaal klem tussen observationele gegevens en haar recente postulaten donkere materie en donkere energie. De recente registratie van zwaartekrachtgolven was technisch een enorm hoogstandje maar theoretisch was het geen nieuws, en of we daar nu enorm veel van zullen leren…. ik vrees dat er (na de reeds bestede miljarden) nog tientallen miljarden tegenaan gaan gooien – en waarom? Om in de kleinste fractie van de Big Bang door te dringen. Dus om de problemen van astronomen op te lossen. Heel interessant – maar is een dergelijke uitgave ook verstandig? En dan zwijg ik over het CERN, het Higgs en de nieuwe superversnellers die we volgens deze grootverbruikers absoluut zeker en vreselijk dringend nodig hebben om te begrijpen wat we met het Higgs hebben ontdekt. Natuurlijk kun je dat als wetenschapper of journalist reuze interessant vinden – maar je hebt toch verstand gekregen om verder te kijken dan je eigen gekte?


Fundamenteel onderzoek levert spin-offs! Zeker. Maar voordat u wegdroomt bij tefalpannen en ct-scans, moet u zich realiseren dat élke wetenschappelijke investering spin-offs kan opleveren. Dat hoeft niet per se in de high tech van big science te zijn – tenzij u werkelijk meent dat we nog te weinig fancy technologie hebben. (Voor de goede orde, vaak wordt door grootverbruikers gezegd dat we internet aan het CERN te danken hebben, maar de wortels daarvan liggen bij DARPA, bij defensieonderzoek.) Niemand kan spin-offs voorspellen, en ze kunnen dus ook geen argument zijn voor een investering. De burger lekker maken met verhalen over spin-offs van miljarden verslindend fundamenteel onderzoek is hetzelfde als een patiënt na de zware operatie vertellen dat het effect van de ingreep helaas nog honderd jaren op zich kan laten wachten, maar dat hij in het ziekenhuis in ieder geval lekker gegeten heeft.


Dat bedrag stelt niks voor! Dat hoor je ook vaak. En dan wordt verwezen naar geldsmijterij ergens anders op de aardkloot. Een armzalig argument, uiteraard. (Wat vreselijk! Laten we dan in elk geval met onderzoek stoppen!) Maar het is vooral niet relevant. De discussie moet niet gaan over het leed in de wereld maar over het op rationele wijze verdelen van een schaarse hoeveelheid onderzoeksgeld.


Daarvoor moeten we ons éérst accepteren dat de toewijzing ook verkeerd kan gebeuren. Dat zoiets niet louter aan wetenschappers overgelaten mag worden. Dat het geroep van directeuren, onderzoekers en hun voorlichters ('Wat wij doen is vreselijk fundamenteel en interessant en belangrijk!’) daarbij niet echt relevant is. Dat er meer criteria moeten bestaan. Daarover moet simpelweg een rationeel debat kunnen bestaan. En dat debat lijkt nog ver weg.

Bètawetenschappers gaan er prat op dat ze rationeel zijn, en objectief, en zelfkritisch. Maar als iemand suggereert dat het in de toppen misschien wel met een paar honderd miljoen minder kan, blijken die toppers net verwende kinderen de weigeren om hun speelgoed af te staan. Dan heet je al snel een vijand van de wetenschap, van de vooruitgang, van het geluk van de mensheid. Dan heb je er niks van begrepen. Dat die 'zelfkritische’ wetenschappers op zo'n moment vaak erg emotioneel worden, dat is menselijk. Dat hun voorlichters kwaad worden – follow the money. Maar het vreemde is: ook heel wat wetenschapsjournalisten raken dan overstuur. Ook voor hen is fundamenteel onderzoek blijkbaar heilig. Want ja, het gaat de mensheid ooit een keer iets heel moois opleveren. Betaal nou maar, en wacht maar geduldig! Echt, alles is mooi en het wordt nog mooier!

Als een alternatieve arts zoiets zou zeggen, gaat zijn kop eraf.

Toch jammer.

Marcel HulspasComment