Was Mohammed een moslim?

(Dit stuk bouwt voort op conclusies en hypotheses in mijn boek ‘Mohammed en het ontstaan van de islam’. Voor meer informatie, leze men mijn boek.)


Iedereen begrijpt dat Jezus niet de bedenker was van het Christendom. Waarschijnlijk was hij niet meer dan een rondreizend leraar (een van de velen in die tijd) die zijn Joodse geloofsgenoten opriep zich voor te bereiden op grote veranderingen, de komst van het 'koninkrijk van God’. Het idee dat hij de zoon van God zou zijn, dat hij onderdeel van een heilige drie-eenheid, en dat zijn volgelingen tijdens bijeenkomsten zijn dood moesten herdenken, is pas veel later ontstaan. Religies pretenderen eeuwig dezelfde te zijn, maar staan in wezen nooit stil. Dat gegeven roept de vraag op in hoeverre Mohammed de verkondiger is geweest van wat we nu kennen als de islam. Was hij de eerste moslim?


Strikt gezien luidt het antwoord op die vraag: ja en nee. Een moeslim is een 'onderworpene’ (aan God), en de Koran wijst Abraham aan als de eerste echte moeslim, en Mohammed als de tweede. Het ware geloof van Abraham was door zijn nakomelingen verwaarloosd (aldus de Koran), maar werd door Mohammed en de openbaring 'hersteld’. Mohammed was dus (in letterlijke zin) de eerste nieuwe moeslim – maar Abraham was écht de eerste geweest. En Mohammeds eerste bekeerling (volgens de traditie zijn vrouw Chadiedja) was dus nummer drie. Enzovoorts. Maar was deze 'herstelde’ religie de islam zoals wij die nu kennen?


De ware religie, die ooit dus door Abraham was gekend, was in principe bestemd voor al diens nakomelingen, dat wil zeggen alle volkeren die van hem afstamden. En dat waren (in de visie van die tijd, en dus van de Koran en Mohammed) de Joden, de christenen en de Arabieren. (De Koran spreekt ook nog over 'Sabeeërs’, maar niemand weert wie daarmee worden bedoeld.) Die drie waren niet gelijkwaardig. De Joden en christenen hadden al eerder profeten van God gehad, inclusief een heilig boek, maar ze hadden (in de ogen van de Koran) die boodschap vervormd of afgewezen; de Arabieren daarentegen hadden nog nooit een profeet ontvangen. Mohammeds boodschap kreeg daarmee iets dubbels (en ik denk dat hij daar zijn hele leven mee heeft geworsteld). Enerzijds beweerde hij een boodschapper van God te zijn, gekomen om aan alle nazaten van Abraham opnieuw de ware religie te brengen. Anderzijds was hij gekomen als eerste profeet voor de Arabieren, met een Arabischtalige openbaring. De Joden en christenen hadden al de nodige profeten en openbaringen ontvangen; nu was het de beurt aan die andere, de tot dan toe door God 'vergeten’ nakomelingen van Abraham: de Arabieren. In dat licht was Mohammeds komst als het ware een goddelijke 'inhaalslag’: voortaan waren de Arabieren gelijkwaardig aan die andere nakomelingen van Abraham. Ook zij konden de ware religie nu leren kennen (niet van andere volken, maar in hun eigen taal), en gered worden.


Mohammeds doel sloot aan op die tweede opdracht: hij zei dat God hem gezonden had om de Mekkanen te bekeren, zodat ze de rituelen rond de Kaäba zouden hervormen. Ze moesten terug naar de rituelen die Abraham en zijn zonen daar ooit zouden hebben ingevoerd. Wanneer de Mekkanen dat niet deden, zou God hen zwaar straffen (en hij gaf ze vele historische voorbeelden om te overdenken). Wanneer ze dat wél deden, dan waren ze gered en dan zouden de andere Arabieren hun voorbeeld volgen, zo verwachtte Mohammed, want zij wisten immers dat ze allemaal nazaten waren van Abraham en dat de Kaäba het belangrijkste, het oudste, door Abraham gestichte heiligdom was. (Die laatste overtuiging leefde al in Mekka vóór het optreden van Mohammed.)

Richtte hij zich ook tot de Joden en christenen? Er zijn aanwijzingen dat Mohammed in de eerste jaren van zijn optreden (de 'Mekkaanse jaren’) verwachtte, of hoopte, dat Joden en christenen zouden inzien dat hij een nieuwe profeet was, en dat ze zijn boodschap daarom zouden omarmen en hun eigen, vervormde religie zouden corrigeren. Op die manier zouden álle nakomelingen van Abraham één religieuze gemeenschap, één oemma, kunnen vormen. Verschillende Koranverzen onderstrepen deze mogelijkheid, en wijzen erop dat onbelangrijke verschillen hierbij geen rol mogen spelen.


Maar nadat hij uit Mekka was verdreven en naar Medina was vertrokken, moest Mohammed twee onaangename feiten onder ogen zien. Ten eerste moest hij constateren dat de Mekkanen hem hadden afgewezen maar dat God hen daarvoor niet had gestraft. Ten tweede moest hij constateren dat de Joden in Medina (christenen waren daar zeer waarschijnlijk niet te vinden) weigerden om zich aan zijn gezag te onderwerpen. Op basis van eerdere overeenkomsten beschouwde hij dat laatste als afvalligheid, als verraad. Beide ontwikkelingen hadden grote invloed op zijn denken. Mohammeds doel was en bleef de bekering van de Mekkanen en de hervorming van de Kaäba. Alleen wachtte hij niet meer op een goddelijke straf – Mohammed en zijn strijders zouden (als de Mekkanen ondanks alles bleven weigeren) zélf die goddelijke straf ten uitvoer brengen. En wat de Joden betreft: Mohammed constateerde dat zij hiermee voor de zoveelste keer een profeet van God hadden afgewezen (net als ze eerder met Mozes hadden gedaan, en met Jezus) en dat ze daarom (alweer) vervloekt waren. Ook tegenover hen mocht hij zichzelf (en zijn strijders) beschouwen als het wrekende zwaard van God. Ze mochten hen ten allen tijde aanvallen, tot slaaf maken, et cetera. De overval op de oase Chaibar laat zien hoe dat er in de praktijk uitzag.


Mohammed slaagde er uiteindelijk in de Mekkanen te 'bekeren’, door te dreigen met geweld. En gezamenlijk veroverden Mohammed en de Mekkanen daarna de stad Ta'ief. Vanaf dat moment was Mohammed heerser over een nieuw maar nog erg wankel 'koninkrijk van de Hidjaaz ’ (westelijk Arabië). Op dat moment moet Mohammed (tot zijn teleurstelling) geconstateerd hebben dat er geen sprake was van een spontane onderwerping/bekering van de andere Arabieren, maar voordat hij daarin stappen kon zetten, kwam hij te overlijden. Zijn opvolgers zouden die onderwerping/bekering van de andere Arabieren (desnoods met geweld) doorvoeren.  Toen dat was gebeurd, dirigeerden zij de formidabele militaire nacht die ze daarmee hadden geschapen noordwaarts, naar Palestina, Syrië en Mesopotamië, waar de door oorlog en plundering verzwakte steden als rijpe appels in Arabische handen vielen.


De 'herstelde’ religie die Mohammed predikte vertoonde al aardig wat trekken die we nu associëren met de islam. Men mag maar één God moest vereren, en Mohammed beschouwde zichzelf als Gods (enige levende) profeet. Ook het geven aan de armen (de zakaat), het gebed (salaat), en het bezoeken van de Kaäba komen in de Koran al voor, net als de vasten in de maand ramadan. Het grote verschil tussen de oorspronkelijke boodschap van Mohammed en de huidige islam ligt niet in deze inhoudelijke punten, maar veel meer in tot wie de boodschap gericht was. Mohammed beschouwde zich als de lang verwachte Arabische profeet. Andere nakomelingen van Abraham mochten hun voordeel doen met zijn komst, maar uiteindelijk was hij gezonden met een Arabischtalige heilige schrift, die uitsluitend bestemd was voor de Arabieren. Dat 'eigen’ karakter van de Koran hebben de Arabieren nog geruime tijd gekoesterd. Het duurde ongeveer een eeuw voordat de Arabieren (inmiddels heersers over grote aantallen Joden en christenen) het voor niet-Arabieren mogelijk en makkelijk maakten om écht moslim te worden. (Tot die tijd moest je als niet-Arabier eigenlijk eerst Arabier worden, je aansluiten bij een Arabische stam – en dan hoorde je er nog niet echt bij.)


Mohammed was er heilig van overtuigd dat het Einde nabij was. En dat de Arabieren spoedig allemaal naar de hel zouden gaan. Daarom richtte hij zich tot Arabië en de Arabieren; daar lag zijn taak. Hij wilde geen wereldreligie stichten; hij was niet geïnteresseerd in de bekering van andere volken. Die hadden hun kans gehad; ze zouden het wel merken. Hij wilde de Arabieren in één klap voorzien van een eigen heilige schrift én van de juiste voorschriften voor de ware religie. Van een achterstand op de Joden en christenen in één keer naar een flinke voorsprong. Om Gods oordeel te overleven.

Marcel HulspasComment