Waarom westerse moslims de Koran kritisch moeten lezen

Als moslims hier écht als gelovigen willen integreren, zullen ze hun kijk op de Koran en de Profeet moeten veranderen.


Pamela Geller van het Freedom Defense Initiative is woest. De cartoon die bij de recente cartoonwedstrijd in Dallas (waar enige jihadistische schutters opdoken, die prompt werden omgelegd) als winnaar uit de bus kwam, zal de komende weken níét verschijnen op de stadsbussen in Washington. Geller had de cartoon in de vorm van een advertentie aan de busmaatschappij voorgelegd, waarop deze prompt liet weten deze advertentie te weigeren. En om aan te geven dat ze niks voor of tegen de islam hebben, vertelden ze er gelijk maar bij dat er het hele jaar geen ‘issue oriented ads’ meer op de bussen zullen verschijnen.

Een overwinning voor het terrorisme, vindt Geller. Het is ook een overwinning van de goede smaak, want het is een slechte cartoon. Een portret van Mohammed met een zwaard, aapachtige baard, woeste blik in zijn ogen, die zegt 'You can’t draw me’. We zien ook de handen van de tekenaar, en een ander tekstballonnetje dat aangeeft dat de tekenaar zélf daarop antwoord geeft: 'That’s why I draw You.’ Niet grappig dus, deze cartoon. En ook nog getekend in die saaie 'realistische’ stijl die we kennen van zoetsappige Jezus-strips. Een vreselijke winnaar. En als Geller toch kwaad had willen worden, had ze haar woede beter kunnen richten tegen het over-, overgrote deel der Amerikaanse cartoonisten dat het niet aandurft om een Mohammed-cartoon te maken. De schurende vrijheid die in Frankrijk wordt hoog gehouden door Charlie Hebdo is in dat land allang verdwenen. Net als in Groot-Brittannië, overigens. In beide landen vindt men de harde humor van Charlie Hebdo 'typisch Frans’. Klopt. Want in beide landen is de zelfsensuur inmiddels norm geworden, Engelse komieken, wat zijn ze toch goed en scherp – maar ze zouden het niet in hun hoofd halen om een grap over de islam te maken. De enige religie die je in Engeland belachelijk mag maken is de Anglicaanse Kerk, want die doet toch niks terug. Maar islam… nooit. Die vrijheid is daar allang opgegeven.

Hield de Profeet niet van afbeeldingen van zichzelf?Hij heeft er nooit wat over gezegd. In de Koran is niets van dien aard te vinden. Er zijn een paar hadieth (verhalen, tradities) waarin de Profeet het maken en bezitten van afgodsbeelden afwijst – that’s all. Héél lang na zijn dood besloten de kaliefen (in navolging van de christenen, die op een gegeven moment het afbeelden van God, Jezus en de heiligen verboden) dat het verboden was om afbeeldingen te maken van levende wezens. Dat heeft de Profeet dus nooit bevolen. En dat voorschrift is trouwens ook nooit streng doorgevoerd. Sjiieten luisterden niet en zijn nog steeds dol op zoete afbeeldingen van hun imams, en wie in het Alhambra van Cordoba komt, ziet daar een fontein gedragen door leeuwen. Gemaakt door moslims. En dan hebben we het nog niet eens over foto’s.

Mag je de Profeet bespotten? Menigeen deed het in zijn tijd, zo blijkt uit de verhalen. En de Profeet hield wel van bekvechten. Hij handelde op zulke momenten zoals het een leider in die tijd betaamde: de ene spotter werd grootmoedig met een glimlach weggestuurd, een ander werd in opdracht van de Profeet vermoord. Let wel, in opdracht van Mohammed zélf. Het idee dat moslims moreel verplicht zijn om op te treden tegen diegenen die de Profeet bespotten, is gebaseerd op een aantal Koranverzen. Ten eerste deze:

'Maar zij die de boodschapper Gods krenken, voor hen is een pijnlijke bestraffing.’

Dan weet u dat ook weer. Maar het gaat uiteraard om de context. En de context van dit vers is grappig. Het volledige vers luidt:

[God zegt:] 'En onder hen [de ongelovigen] zijn er die de profeet krenken en zeggen: Hij is een oor. Zeg [tegen de ongelovigen]: Een oor [dat hoort] wat goed is voor u want hij gelooft in God en gelooft de gelovigen, en een barmhartigheid voor diegenen die geloven onder u. Maar zij die de boodschapper Gods krenken voor hen is een pijnlijke bestraffing.’ (9:61)

Kortom, Mohammed werd er door ongelovigen van beschuldigd dat hij spionnen had rondlopen die als zijn 'oren’ dienst deden. En God waarschuwt dat degene die dat verhaal rondvertelt, een pijnlijke bestraffing kan verwachten. Waarschijnlijk van de mannen van de Profeet zélf.

Ietsje verder in dezelfde soera, een andere passage die door jihadisten wordt benut. God zei (volgens de Koran):

'De huichelaars zijn verontrust dat over hen wordt neergezonden een soera die hun verkondigt wat in hun harten is. Zeg: Spot maar, God zal uitbrengen dat waarover gij u verontrust. En indien gij hen vraagt zullen zij zeggen: Wij waren slechts in besprekingen verdiept en schertsten. Zeg: Waart gij dan aan het spotten met God en Zijn tekenen en Zijn boodschapper? Verontschuldigt u niet. Gij zijt ongelovig geworden na geloofd te hebben. Indien Wij al een groep uwer vergeven, zo straffen Wij een andere groep omdat zij boosgezinden waren.’ (9:64-66)

Het gaat hier dus om huichelaars, moenafikoen, dat wil zeggen mensen die stiekem niet meer geloven ('na geloofd te hebben’). Mohammed had daar veel mee te stellen, met mensen die eerst zeiden dat ze geloofden maar zich later van hem afkeerden. Ze worden in de Koran vele maken genoemd (verketterd, bedreigd). Uit die passages blijkt dat het in veel, zo niet alle gevallen gaat om Joden in Medina, die zich blijkbaar aanvankelijk aan Mohammed hadden onderworpen, maar die hij op een gegeven moment op de proef stelde om te weten te komen: zijn ze vóór of tegen mij? Dat deed hij door (in Gods opdracht) de gebedsrichting te veranderen. Eerst baden Mohammed, zijn medestanders én de Joden allemaal richting het Noorden, richting Jeruzalem – zoals de Joden altijd hadden gedaan. Want ze aanbaden allemaal dezelfde God. Niks aan de hand. Maar op een gegeven moment gaf Mohammed de opdracht (na een openbaring, zo lijkt het) om voortaan richting Mekka en de Kaäba te bidden. En het lijkt erop dat veel Joden weigerden om die draai te maken. Vanaf dat moment waren ze (in de ogen van God) 'ontmaskerd’ als vuile huichelaars die (volgens bovenstaande verzen) Mohammed stiekem belachelijk maakten. (Alleen God kan het weten.)

Die verzen, en dat dreigement aan het adres van de spotters, zijn dus gericht tegen 'huichelaars’ die die draai weigerden te maken. Maar nu komt de theologische tovertruc: moslimgeleerden hebben de redenering omgedraaid en beweren dat iedereen die de Profeet bespot, belachelijk maakt, 'dus’ een een huichelaar, een afvallige, en 'dus’ ook alle straffen verdient waarmee God hen in de Koran bedreigt.

De haatdragende taal van de Koran jegens afvalligen is op zich al een probleem, maar dankzij deze kolderieke omkering van de redenering (afvalligen bespotten stiekem de Profeet, dus mag je een spotter behandelen als een afvallige) worden ook ongelovigen, iedereen die nooit moslim is geweest en het ook nooit wil worden,  in de ogen van sommige moslims, ongevraagd tot de categorie der afvalligen gepromoveerd en moeten ook zij rekening moet houden met straf. Hij of zij behoort tot de moenafikoen, waartegen zo'n beetje alle geweld gerechtvaardigd is.

Wat kunnen ongelovigen hiertegen beginnen? Heel hard lachen, natuurlijk, en veel grappen maken over Mohammed. En dan hard wegrennen wanneer de jihadisten verschijnen. Dat zijn allemaal geen blijvende oplossingen. Wat er moet gebeuren, is dat moslims zélf heel hard gaan lachen om deze redenering, en eventuele jihadisten die menen dat ze spottende ongelovigen straffeloos mogen neersabelen, stevig bij de baard pakken en flink heen en weer schudden. Of althans zó lang met ze in discussie gaan tot hun heilige gelijk aan het wankelen wordt gebracht. Maar daarvoor moeten die moslims dus wél verstand hebben van de Koran, van wat die verzen betekenen, en dus van het leven van de Profeet. En daar zit ’m het probleem. Ongelovigen weten geen moer van Mohammed. Behalve dat-ie een meisje van negen jaar trouwde, en op een kameel reed. Maar gewone moslims weten niet veel meer. Ze kennen slechts de zoete verhaaltjes waarin Mohammed altijd eerlijk en wijs en oprecht en vol met liefde is – en ze weten dat deze door- en door goede man belaagd werd door vreselijk teenstanders en door afvalligen die, aangezien Mohammed pure goedheid was, wel vreselijk slecht moeten zijn geweest. Dus kon hij helaas niks anders doen dan naar de wapens grijpen en hen de kop afhakken. Ze maakten het er naar. De goede Moh kon niet anders. Kortom, hoe meer Moh wordt verheerlijkt, hoe meer zijn tegenstanders moeten worden afgeschilderd als geteisem dat de doodstraf meer dan verdiende – en verdient. Als de Koran een categorie ongelovigen een pijnlijke bestraffing belooft, dan was dat ongetwijfeld dubbel en dwars verdiend. En wanneer geestelijken anno 2015 roepen dat iedereen die nu nog steeds spot met de Profeet tot dezelfde categorie vijanden behoort, en dat bij hen dus ook de handen en voeten en daarna het hoofd mag worden afgehakt, dan weet de gewone moslim niet beter dan dat dat zo wel zal zijn. Wie op zo'n moment ook maar suggereert dat dat soort bloedige taal voor 'toen’ bestemd was en niet voor 'nu’, zegt in feite dat de Koran een boek van 'toen’ is. Ga er maar aan staan.

De meeste christelijke en Joodse theologen zijn ervan doordrongen dat hun Heilige Schriften in bepaalde opzichten 'verouderd’ zijn, en dat men achter de snoeiharde taal naar zachtaardiger  normen moet zoeken. Islamitische theologen willen dat niet horen over de Koran. Om te voorkomen dat verzen zoals die hierboven aanleiding geven om een-twee-drie op ongelovigen in te hakken, hebben in de loop der eeuwen allerlei uiterst subtiele redeneringen opgezet. Het komt er vooral op neer dat ze de Koran volledig hebben doorspit op zoek naar verzen die duiden op vertragende of verzachtende omstandigheden en voorwaarden. Om een voorbeeld te geven: wie tegenwoordig een Heilige Oorlog wil starten, heeft daarvoor officieel Groen Licht nodig van zo'n beetje alle geleerden en pakweg de complete oemma (gemeenschap der gelovigen). Dat staat nergens in de Koran, maar dat hebben de gekeerden in al hun wijsheid daaruit gedestilleerd. Probleem is dat de fundamentele theologische rechtvaardiging nog pal overeind staat: jazeker, inhakken mag, het is zelfs goed – alleen ben je een eeuw bezig voordat je de theologisch vereiste 'toestemming’ hebt om eraan te beginnen. Een ander probleem met deze oplossing is dat radicale bewegingen als IS een broertje dood hebben aan theologische redeneringen: zij lezen dat stukje Koran, en zeggen: actie!

Hier in het bange Westen ligt het weer anders. Geloven hebben hier de wettelijke status van verenigingen. Ze mogen net als de duivenmelkvereniging hun leden bijeenroepen, bestraffend toespreken, en lastposten royeren – maar geweld is verboden. En dat katholieken protestanten de hersens mogen inslaan, al helemaal. De westerse islam zal zich hiernaar moeten voegen, en dat betekent eigenlijk dat er hier een islam moet ontstaan waarin het inhakken op ongelovigen of afvalligen typisch iets van 'toen’ is. Zoals ook bij katholieken en protestanten. Die dromen wellicht soms stiekem van de brandstapel, maar ze weten: dat was 'toen’. Om zo'n islam te vormen is de theologische oplossing ('jazeker, je mag ongelovigen doden, dat vindt God een prima idee – maar ga eerst maar elke moslim een handje geven’) ontoereikend. Zo praten we hier niet (meer) over elkaar. De islam zal net als die andere religies een historisch besef moeten ontwikkelen. Moslims zullen moeten leren redeneren van: dat deed men toen, nu is het anders. Dat betekent (en dat is momenteel vloeken in de moskee) een historiseren van de Koran. Niet alleen weten wát er staat, en dan lekker heilig roepen dat zoiets 'dus’ altijd waar is. Maar voortaan ook weten waaróm het er staat, onder welke omstandigheden zo'n vers ontstaan is. En waarom een letterlijke toepassing 'nu’ dus onzinnig is. Dat vergt dus kritisch nadenken over de Koran én over het leven van de Profeet. Geen zoete verhaaltjes over de prachtige, feilloze gezant Gods. Over de perfecte profeet die een perfecte openbaring bracht. Wanneer de meerderheid der gelovige moslims dat blijft volhouden, in dat spoor vast blijft zitten, dan is de islam gedoemd om binnen de westerse samenleving een uitzonderingspositie in te nemen. Een onaangepaste club die meent dat je in principe de leden van andere clubs mag terroriseren. Dat is geen samenleven, dat wordt buigen of barsten.

30 juni verschijnt mijn boek ‘Mohammed en het ontstaan van de islam’

Marcel HulspasComment