Waarom Korangeleerden Mohammeds boodschap liever verstoppen

Een standaardwerk is het genoemd. Een uitstekende hulp voor iedereen die de Koran bestudeert. En het moet gezegd, de recent gepubliceerde Study Quran is een indrukwekkend boekwerk. Een nieuwe Engelse vertaling van de tekst, met bij elk vers een uitgebreid overzicht van wat de voornaamste geleerden in de loop der eeuwen erover hebben opgemerkt. En dat is vaak heel veel. De Koran zelf is geen dik boek, maar deze ‘Studiekoran’ is tweeduizend pagina’s dundruk.


Zoiets kan geen kwaad. De wetenschappelijke studie van de Koran heeft de laatste jaren een grote vlucht genomen, en dan mag het traditionele islamitische geluid niet ontbreken. 


Het vakgebied gold geruime tijd als afgegraasd en dor. Er viel niet veel meer over te zeggen, over de oorsprong van de Koran, en dan vooral vanwege de academische verwarring die hierover bestond. Het voornaamste struikelblok was een fundamenteel meningsverschil over de kwestie wanneer de Koran ontstaan zou zijn. Het traditionele antwoord luidt natuurlijk dat de Koran dateert uit de jaren 610-632; de tijd waarin Mohammed actief was. Maar met behulp van ondoordringbare studies (en duistere complottheorieën) slaagden deskundigen als John Wansbrough erin roet in het eten te gooien. Volgens hem (en anderen) kon het gemakkelijk een eeuw later later zijn geweest. Wat zou betekenen dat Mohammed, zijn Koran en zijn leven meer een 'constructie achteraf’ zijn geweest, wat natuurlijk om een totaal andere interpretatie van de tekst vraagt. Zonder helderheid hierover kon er eigenlijk geen stap gezet. Maar gelukkig, sinds enige tijd echter is duidelijk dat de Koran inderdaad zo rond het jaar 650 moet zijn ontstaan. (De oudste fragmenten zijn inderdaad zo oud.) Voeg daarbij dat er de afgelopen jaren grote vorderingen zijn gemaakt op het gebied van het vergelijkend tekstonderzoek (kijk even op corpuscoranicum.de), en u begrijpt waarom het vakgebied de laatste tijd weer helemaal is op geleeft.


Voor de traditionele, gelovige geleerden (zoals de auteurs van de Study Quran) is dat natuurlijk een beetje bedreigend, al die vreemde ongelovige ogen die zich over de heilige tekst buigen. Dat zal één van de redenen zijn geweest om deze handzame compilatie van de islamitische traditie te maken. Vaak vormen je tegenstanders je beste intellectuele stimulans.


Een van de meest interessante ontwikkelingen in het onderzoek is de hernieuwde belangstelling voor het eschatologische karakter van de Koran. Mohammed (of God, zo u wilt) zou ervan overtuigd zijn geweest dat het Einde der Tijden vlak voor de deur stond. Het valt namelijk niet te ontkennen dat de Koran zéér regelmatig spreekt over het Einde, het moment waarop God op aarde zal neerdalen om de gelovigen en de ongelovigen te scheiden (en de eersten te belonen en de anderen te bestraffen). Wie de Koran onbevangen leest, ziet onmiddellijk dat dit een centraal thema is van de openbaring. Ze bevat tientallen uitgebreide waarschuwingen aan het adres van de ongelovigen. Hen zou een vreselijk lot te wachten staan, terwijl de gelovigen straks in heerlijke tuinen mogen verblijven, omringd door mooie vrouwen. (De Koran richt zich vrijwel uitsluitend tot mannelijke gelovigen.) straks… wanneer precies? Daarover doet Mohammed (of God) geen uitspraak. Al zij er wel een aantal verzen die zeggen dat het Einde niet lang op zich zal laten wachten. Wat wél duidelijk is, is dat de Koran geen aandacht besteed aan de organisatie van een aards land of koninkrijk voor de gelovigen. Er zijn een handvol verzen over straffen, een aantal over echtscheiding, en de gelovigen worden regelmatig opgeroepen goed te doen, maar aanwijzingen over de organisatie van het bestuur bijvoorbeeld ontbreken volkomen. (Al zijn er natuurlijk geleerden die aanwijzingen hiervoor afleiden uit in wezen abstracte verzen.) Ook al noemt Gos geen datum voor het Einde, hij was er blijkbaar toch van overtuigd dat er weinig tijd resteerde – niet genoeg om je druk over te maken.


Dat was in de tijd van Mohammed helemaal geen gekke gedachte. In de toenmalige christelijke wereld (zeg maar: alle gebieden ten noorden en westen van Arabië) was een groot deel van de gelovigen er van overtuigd dat het Einde voor de deur stond. Wie een beetje kon rekenen, wist dat de aarde bijna zevenduizend jaar oud was – met andere woorden, dat de aarde zeven 'dagen’ van duizend jaar had bestaan. Een mooi 'veelzeggend’ gegeven. Met name in de zesde eeuw versterkten dergelijke berekeningen de regelmatig optredende paniekgolven. Keizers, bisschoppen en andere kerkleiders moesten er dan aan te pas komen om de massa’s weer tot bedaren brengen. En in de zevende eeuw werd dat nauwelijks minder, dankzij de immense, slepende oorlog tussen de Byzantijnen en de Perzen die in 602 uitbrak. Een oorlog die zó verwoestend was, en zo'n grote bedreiging werd voor de christelijke wereld, dat vrijwel iedereen meende dat alleen Goddelijk ingrijpen de Kerk nog kon redden. Het was dus helemaal niet zo gek dat Mohammed omstreeks 610 tot dezelfde overtuiging kwam.


Islamitische geleerden zitten er uiteraard niet op te wachten dat Mohammed afgeschilderd wordt als een Eindtijdprofeet. Als iemand die er voortdurend op hamerde dat iedereen zich als de sodemieter moest bekeren, omdat de tijd bijna om was. Die voorspelling kwam immers niet uit. Maar wat dan te doen met de vele verzen in de Koran die daaraan zijn gewijd? Wat te doen met de dreiging dat God de mensheid zal straffen? In de General Introduction van de Study Quran komen de medewerkers uiteraard (want ook dat is traditie) woorden tekort om de schoonheid, diepgang en wijsheid van de Koran te beschrijven. Een kleine passage (van pagina xxix) om te illustreren hoe dat klinkt:


'The message of the Quran is at once sapiential and practical, legal and moral, concerned with everyday problems als well as the intellectual and spiritual life. The Sacred Text deals with every aspect of human concern, from the deepest intellectual questions and the most lofty spiritual issues to the mundane matters of ordinary life. It is at once therapeutic and didactic. (…)  It is a guide for every conceivable aspect of humam life, action and thought and yet also a comfort for the soul of believers….’


Wie de Koran een beetje kent, weet dat dit )zacht gezegd) nogal overdreven is. De Koran is een intrigerend boek, maar zeker geen alomvattende leidraad voor het leven. Zelfs over zaken als hoe vaak je moet bidden, of drankgebruik, biedt de Koran geen helder antwoord. Voor het antwoord allerlei praktische vragen moeten moslimgeleerden kustgrepen toepassen (late verzen heffen eerdere verzen op, dat soort afspraken) of te rade gaan bij de verhalen over Mohammed, de immense verzameling ahadiet. Maar het moge duidelijk zijn dat de auteurs de tekst als heilig, onaantastbaar en oneindig diep beschouwen. Wat hebben zij dan op te merken over de vele vermeldingen van de naderende Eindtijd?  Het onderwerp komt ter sprake op pagina xxvii. Deze opent met:


'Traditional views of religious history are usually concerned with eschatology, and Islam’s are no exception in this regard.’


Een opmerkelijk vage (waar slaat Islam’s op: op views of op history?) en vooral vermoeid klinkende opening. Het klinkt alsof zij deze traditionele belangstelling voor eschatologie beschouwen als een betreurenswaardige zaak.. De daaropvolgende tekst geeft een (hoe kan het anders) accurate samenvatting van de boodschap van de Koran:


'The Quran looks upon history as a finite reality that begins with Gods creation of the present humnity and ends with His bringing human and cosmic history to its ecschatological end. […] the Quran announces that the Prophet of Islam is the seal of the prophets in the chain of prophecy and that after him will come not another prophet, but eschatological events that mark the end of this world and present-day humanity. The Quran also hints at the possibility after the destruction of this world of a new creation bij God, an issue, which is, however, beyond the concerns of present humanity, to which the Quran is adressed. (see 14:19, 48; 35:15).’


De auteurs noemen deze aankondiging vervolgens 'central to the Quranic Message’. Maar daarna neemt hun betoog een bijzondere draai. Al die verhalen over het Einde staan helemaal niet (inhoudelijk) centraal, ze zijn slechts een truc. Die concrete beschrijvingen van het Einde en van de eeuwige hemel en hel, zijn alleen maar bedoeld als metaforen; het zijn middelen om de gelovigen bij de les te houden:


'The Hereafter is presented in such a manner that it remains a constant reality in the consciousness of Muslims throughout their lives here in this lower world (al-dunya). The delights of Paradise as well as the terrible punishments of Hell are described in such a way as to leave an indelible effect upon the mind and soul of the believers, profoundly affecting their actions and thoughts in this world.’

Al die verhalen zijn slechts bangmakerij.

Deze interpretatie is zeker niet origineel. De hier boven al genoemde deskundigen, die denken dat Mohammed een zeer snel Einde verwachtte, krijgen regelmatig te horen dat zij die verzen verkeerd begrijpen – en dat horen ze zeker niet alleen van islamitische geleerden. Maar een vreemde redenering is het wel. We moeten God in dit geval blijkbaar niet te letterlijk nemen. Maar is het denkbaar dat de Koran (of God) zó concreet kan zijn over een bepaald onderwerp, en dat ook vele malen, uitsluitend en alleen voor het effect op de luisteraar, om de gelovigen tot dagelijkse gehoorzaamheid te brengen? Welke andere Koranpassages zijn dan ook slechts symbolisch, slechts bedoeld voor het effect? De Koran zegt dat God de aarde heeft geschapen – hebben die verzen dezelfde functie? Ze beweert dat eerdere profeten zoals Jezus eigenlijk dezelfde boodschap brachten. Is die opmerking ook alleen bedoeld om te gelovigen te overtuigen dat zij niks geks moeten doen? Waar ligt dan de grens? Wie bepaalt wanneer God écht iets openbaart, en wanneer hij slechts een psychologisch spelletje speelde?


Merk op dat dit onschadelijk maken van de verzen over het Einde, Paradijs en Hel in twee stadia gebeurt: eerst wordt het onderwerp zuchtend weggezet als een eigenaardigheid van de studie van 'religious history’ (het klinkt als een knorrige verwijzing naar de recente wetenschappelijke belangstelling voor dit aspect van de Koran), en vervolgens wordt de wereld na deze wereld afgeserveerd als niet van belang voor de huidige mensheid, en worden de verzen hierover geïnterpreteerd als symbolisch taalgebruik. Zelfs het idee dat het Einde ooit zal plaatsvinden lijkt hiermee over de horizon verdwenen. Onbelangrijker kun je het Einde niet maken.


Methinks the lady doth protest too much. De deskundigen gaan nét iets te hard tekeer. Het zit ze duidelijk dwars, dat geloof in een naderend Einde. En het moet gezegd dat juist de laatste jaren de interesse voor dit onderwerp onder moslims groeiende is. Een opinieonderzoek uitgevoerd in 2012 door het Pew Research Center liet zien dat de helft van de moslims in het Miden-Oosten, Nood-Afrika en Zuid-Azië verwacht dat zij het Einde nog zullen meemaken. Dat is zeer opmerkelijk, want dankzij redeneringen als hierboven beschreven speelden dergelijke verwachtingen tot voor kort in de islam nauwelijks een rol. De grote droom was het herstel van het kalifaat, van de eenheid van de wereld der gelovigen (de oemma) in de strijd tegen de ongelovigen (vooral afkomstig uit het Westen). Dat zou al heel mooi zijn.


Maar juist dat streven naar het kalifaat heeft bij jihadistische stromingen een eschatologische draai genomen. Het bekendste voorbeeld is natuurlijk IS, dat in zijn propaganda graag speelde met de voorspelling dat in Syrië, bij het stadje Dabiq, de grote veldslag tegen de ongelovigen zou plaatsvinden. Dat zou een klinkende overwinning worden voor de islam, waarna zij Rome en de hele wereld zou veroveren. IS en verwante stromingen doen momenteel hun best om deze Eindoorlog te ontketenen door aanslagen te plegen op Westerse doelen, maar óók door bestaande inter-islamitische conflicten, zoals die tussen soennieten en sjiieten, aan te wakkeren. Want zolang de soennieten niets eens bereid en in staat zijn om de sjiieten (de kafir in hun midden) over de kling te jagen, zullen ze voor het veel machtiger Westen nooit een echte bedreiging vormen. Deze vorm van eschatologisch denken, de droom van de nabije overwinning en daarna het Einde, speelt een hoofdrol in het jihadisme. Ondertussen vinden grote delen van de islamitische wereld dat helemaal geen gek idee. Dat geloof in het naderende Einde vormt een permanente voedingsbodem voor jihadisme. Nu begrijpt u wellicht waarom traditionele geleerden hun best doen omdat soort ideeën weg te redeneren.

Marcel HulspasComment