Niet in een stal, maar onder een dadelpalm

Een van de vele intrigerende verhalen in de Koran betreft de geboorte van Jezus. Wij in het westen denken daarbij direct aan de volkstelling, de stal, de herders en de ster, kortom aan het verhaal dat de evangelisten vertellen. Maar de Koran vertelt een compleet ander verhaal. Blijkbaar is in de eerste eeuwen van de jaartelling in het Midden-Oosten een ‘alternatieve’ versie ontstaan. De reden daarvoor was waarschijnlijk dat er in die tijd een fel debat gaande was over de 'natuur’ van Jezus, en de vraag of Jezus bij zijn geboorte inderdaad zo’n hulpeloos kindje was als de evangelisten schreven.

De passage in de Koran over Jezus’ geboorte 

(in de negentiende soera) begint met de opdracht van God om in de 'Schrift’ ook iets te vertellen over Maria (Mohammeds openbaringen werden op dat moment door schrijvers opgetekend):

'En vermeld ook in de Schrift Maria toen zij haar huisverwanten ontweek naar een oostelijke plaats, en een afscheiding plaatste tussen hen en haar.’

(19:17)

Dit 'ontwijken’ verwijst naar het verhaal dat Maria zich van de wereld zou hebben afgezonderd – hetgeen het wonder van haar zwangerschap uiteraard alleen maar groter maakte:

'Toen zonden Wij tot haar Onze Geest, die voor haar de gelijkenis aannam van een welgevormd menselijk wezen. Zij zei: Ik neem voor u mijn toevlucht bij de Erbarmer [God] indien gij vrezend zijt. Hij zei: Ik ben slechts de boodschapper van uw Heer opdat ik u een reine knaap schenk. Zij zei: Hoe zou ik een knaap kunnen verkrijgen daar toch geen menselijk wezen mij heeft aangeroerd en ik geen hoer ben. Hij zei: Zo is het! Uw Heer heeft gezegd: Voor Mij is het gemakkelijk.’

(19:17-20)

Merk op dat Maria niet 'gewoon’ van een engel te horen krijgt dat ze op wonderbaarlijke wijze zwanger is geraakt, maar dat 'Onze Geest’ aan haar verscheen. Gods Geest himself, in de vorm van een mooie jongen. En deze Geest vertrok niet maar nam op dat moment 'bezit’ van Maria, dat wil zeggen, hij ging bij haar binnen vormde daar de kleine Jezus.

Dit verhaal, dat ongetwijfeld in christelijke kring is ontstaan, is heel iets anders dan de standaardopvatting, waarbij Gods Geest pas veel later in Jezus neerdaalde, namelijk toen Jezus gedoopt werd door Johannes de Doper, zoals hier bij Lucas:

'Heel het volk liet zich dopen, en toen ook Jezus was gedoopt en hij aan het bidden was, werd de hemel geopend en daalde de heilige Geest in de gedaante van een duif op hem neer, en er klonk een stem uit de hemel: 'Jij bent mijn geliefde zoon, in jou vind ik vreugde.’

(Lucas 3:21-22)

De alternatieve versie, waarin Gods Geest al vóór de geboorte neerdaalt, en die we in de Koran aantreffen, negeert Johannes. Dat had twee grote voordelen. Ten eerste heeft Jezus de figuur van Johannes de Doper dan niet meer nodig. In de standaardversie is dat altijd een pijnpuntje: waarom moest Jezus, de zoon van God, gedoopt worden door een ander voordat Gods Geest op hem kon neerdalen? Was Johannes dan belangrijker dan Jezus? Hij hij een bijzonder lijntje met God? En was Jezus vóór de doop dan en gewoon mens geweest? Was 'Gods zoon’ dan niet anders dan een gewoon mens die 'bezeten’ werd door Gods Geest? Dat kon niet. In dat geval zou elke kluizenaar die in geestelijke vervoering verkeerde en daarbij Gods Woord sprak (en dat waren er in de vijfde zesde eeuw heel wat) zich Gods zoon kunnen noemen. Kortom, het standaardverhaal met daarin Johannes de Doper veroorzaakte de nodige problemen. De alternatieve versie loste die op door Johannes en zijn doopsel gewoon opzij te schuiven. Jezus was geboren met Gods Geest al 'in zich’.

Dat betekende ook dat Jezus vanaf dag één Gods Woord kon verkondigen en wonderen kon verrichten. Dat laatste was niet onbelangrijk, want er circuleerden in die tijd in christelijke kring heel veel verhalen waarin de kleine knaap Jezus zijn vriendjes (en hun ouders) de les las als zijnde Gods Zoon, of waarin hij allerlei wonderen verrichte (zoals kwajongens dood laten neervallen, of uit klei geknede vogeltjes tot leven wekken). Het verhaal van de 'late’ nederdaling van de Geest paste totaal niet bij dergelijke jeugdverhalen. En eigenlijk gold hetzelfde voor het verhaal van de geboorte in de stal, met dat hulpeloze, zwijgende (kerst)kindje. Blijkbaar is daarom ook een alternatief geboorteverhaal ontwikkeld, waarvan we een echo aantreffen in de Koran. Volgens deze nieuwe versie werd Jezus geboren terwijl Maria op reis was. Ze was hoogzwanger, en toen de weeën ondraaglijk werden, zocht Maria steun bij een dadelpalm. En direct na de geboorte sprak Jezus haar toe. In de Koran gaat dat zo:

'Toen werd zij zwanger van hem, waarop zij zich met hem terugtrok, naar een afgelegen plaats. Toen deden haar komen de geboorteweeën tot de tronk van de dadelpalm. Zij zeide: O ware ik tevoren toch gestorven en ware ik een vergeten ding gebleven. Toen riep hij tot haar van onder haar: Wees niet bedroefd, uw Heer heeft onder u een stroombed geplaatst. En schudt naar u toe de tronk van de dadelpalm; dan zal hij verse dadels op u werpen.’

(19:22-25)

De kleine Jezus belandt hier kant en klaar op de grond, en neemt gelijk het heft in handen. Het is een prachtige variant, die echter niet uit de lucht is komen vallen: ze gaat terug op een christelijke tekst, een vertelling uit het apocriefe evangelie van pseudo-Matteüs. (Apocrief, dat wil zeggen dat deze tekst weliswaar toegeschreven is aan de evangelist Matteüs maar door een ander geschreven moet zijn.) in dat evangelie wordt het bekende verhaal verteld hoe Jozef en Maria, samen met de pasgeboren Jezus, naar Egypte vluchtten om aan de wrede koning Herodes te ontkomen. Dat simpele gegeven is door pseudo-Matteüs verfraaid. Onderweg, zo lezen we, werd het drietal gevolgd door allerlei wilde dieren. Jozef en Maria vinden dat maar niks, maar de kleine Jezus (die in dit evangelie al kan spreken) stelt ze gerust:

'Wees niet bang, en beschouw me niet als een kind. Ik ben altijd de perfecte mens geweest en ben dat ook nu. Het moet zo zijn dat alle wilde dieren uit het bos zich tam aan mij tonen.’

Jezus zegt het zelf: hij is geen hulpeloos kind maar nu al de perfecte mens. En hij kan wonderen verrichten. Wanneer Maria onderweg onder een dadelpalm uitrust, en graag wat dadels wil eten, geeft Jezus de dadelpalm opdracht om zich naar beneden te buigen.

'Toen sprak het kind Jezus, dat met een glimlach op zijn gezicht aan zijn moeders boezem rustte, tot de palm: Buig neer, boom, en verkwik mijn moeder met je vruchten.’ En onmiddellijk, op zijn bevel, boog de palm zijn kruin naar beneden tot aan de voeten van Maria, en ze verzamelden haar vruchten waarmee ze zich verkwikten. […] Toen zei Jezus tegen de boom: 'Stijg op, palm, en wees sterk, en vergezel mijn bomen die in mijn vaders Paradijs staan. Open een waterstroom tussen je wortels die in de aarde verborgen is, en laat daar water uit stromen om ons tevreden te stellen.’

Dit is duidelijk geen hulpeloos kind waaraan later nog Gods Geest 'toegevoegd’ kan worden. Dit is veel meer. Dit is Gods Zoon, compleet en wel.

Ergens in de vijfde of zesde eeuw moet een verhalenverteller dit verhaal (dat wij alleen kennen uit pseudo-Matteüs) omgewerkt hebben tot een  geboorteverhaal. Waarin de pasgeboren Jezus zijn lijdende moeder te hulp schiet. Alleen leed ze niet aan honger en dorst, maar had ze zojuist Gods Zoon gebaard. Die verteller zal niet Mohammed geweest zijn; dat alternatieve geboorteverhaal zal in christelijke kring zijn ontstaan. Daar woedde immers al vele eeuwen een heftige discussie over de 'natuur’ van Jezus. Was hij een mens of een God geweest? Allebei een beetje? Allebei tegelijk? Dergelijke vragen leidden tot bittere kerkelijke ruzies, compleet met banvloeken, verkettering en vervolging. Met dit geboorteverhaal wilde de onbekende bedenker in ieder geval één ding duidelijk maken: Jezus was bij zijn geboorte géén simpele, hulpeloze mens geweest waarin pas later Gods Geest neerdaalde.

Zoon van God, dat ben je vanaf je geboorte.

Marcel HulspasComment