Mohammed op de sofa

Hamed Abdel-Samad kent de Koran uit zijn hoofd. Althans, als zoon van een Egyptische imam werd hij als kind gedrild om in zijn vaders voetstappen te treden. Maar inmiddels moet hij, wanneer hij zijn land van herkomst bezoekt, heel goed op zijn schreden passen. Een vooraanstaande imam heeft namelijk verklaard dat hij als ‘afvallige’ gedood moet worden, en dat de moordenaar een hemelse beloning wacht.

Abdel-Samad ging, tegen de wens van zijn vader in, Engels en Frans studeren. Dat was het begin van een intellectuele zwerftocht die er uiteindelijk toe leidde dat hij tot de conclusie kwam dat de islam een onmenselijke, gevaarlijke, 'fascistische’ religie is. Maar Abdel-Samad wil geen afvallige worden genoemd, en ook geen atheïst. In een interview voor Der Spiegel vijf jaar geleden noemt hij zichzelf niet gelovig, maar de islam is 'mijn thuis en mijn taal’. Hij bidt niet; hij vast niet met de ramadan, maar laat zijn achtergrond niet los. Net als Ayaan Hirsi Ali zegt hij te streven naar een 'verlichte islam’, een islam 'zonder sharia en zonder jihad, zonder gender apartheid, zieltjeswinnerij en de “ik heb altijd gelijk” mentaliteit.’ Hij is, met andere woorden, een 'culturele moslim’ maar dan in een zeer extreme vorm. Want Mohammed kan bij hem geen goed doen.


Deze fouten die de islam aankleven, hebben diepe wortels, zo wil hij de lezer duidelijk maken in zijn nieuwste boek, 'Mohamed. Eine Abrechnung’. Ze stammen namelijk vann de Profeet zélf. En omdat talloze moslims beschouwen de Profeet als hun grote voorbeeld, en vbraaf geloven dat alle verhalen over hem (ook de meest vreselijke) waar gebeurd zijn, en tot voorbeeld strekken, zetten zij de fouten van de Profeet voort in hun eigen leven. Abdel-Samad doet precies hetzelfde: ook hij gaat er gewoon van uit dat alles wat de traditie aan verhalen aandraagt, 'waar gebeurd’ is. Alleen zijn keuze en interpretatie verschillen. En zo komt hij tot een inktzwart portret . In zijn boek baant Abdel-Samad zich een weg door de Koran en de hadith (de traditie, de verhalen over Mohammed), om te bewijzen dat Mohammed zeg maar gerust geestelijk gestoord was. En dat had volgens Abdel-Samad zijn diepste oorsprong in het feit dat Mohammed een wees was, en geen echte 'volbloed’ Mekkaan. Mohammed had, kortom, een traumatische jeugd, en eenmaal door iedereen afgewezen ontwikkelde hij zich uit pure frustratie tot een wrede, gewetenloze tiran.


Dat Mohammed wreed en gewetenloos was, is niet moeilijk te 'bewijzen’. Dat is betrekkelijk eenvoudig, met behulp van keihard geformuleerde passages uit de Koran (meestal gericht tegen Joden en/of afvalligen) en met een greep uit de immense voorraad tradities. Dat beeld zou dus nog accuraat kunnen zijn ook – alleen kunnen we dat nooit bewijzen. Een andere greep in dezelfde Koran en de hadith levert met net zo veel gemak een tolerante Mohammed, een gezellige huisvader die altijd het beste met iedereen voorhad. Het probleem is dat de verhalen over Mohammed pas heel lang na zijn dood zijn opgeschreven en waarschijnlijk ook veel later ontstaan zijn, en dat we ze daarom nooit als kant en klare stukjes historische informatie kunnen gebruiken. Het gaat vrijwel altijd om verhaaltjes die bedoeld zijn om een of andere rechtsregel, of een of ander gebruik, te legitimeren (met als argument: 'Mohammed heeft gezegd..’). Maar net zoals traditionele moslims trekt Abdel-Samad zich van die methodologische twijfel niets aan.

Dat Mohammed een wees zou zijn geweest, zijn blijken uit de Koran (93:6-8), maar de vraag aldaar 'Heeft Hij u niet gevonden als wees?’ kan ook heel goed metaforisch worden geïnterpreteerd. Dat Mohammed door de Mekkanen als een vreemde werd beschouwd, zou blijken uit boosaardige opmerkingen van de Mekkanen, zoals dat Mohammed 'een eenzame palmboom, opgegroeid in afval’ zou zijn. Maar wat zegt dat? Zijn huwelijk met de rijke weduwe (aldus de traditie, en Abdel-Samad gelooft het) zou Mohammeds redding zijn geweest. Maar hij bleef worstelen met zijn identiteit en besmette afkomst, en, zo schrijft Abdel-Samad, dat vormde de basis voor de openbaringen: 'weit weg van allen Menschen, die ihn gekränkt hatten, versteckte er sich und suchte Zuflucht in Gesprächen mit Gott.’ (p. 66)

Abdel-Samad construeert een  duister psychologisch portret van Mohammed, dat door zijn overduidelijke afkeer van Mohammed echter nooit overtuigend is. Abdel-Samad is ook allesbehalve consistent. Het citaat vervolgt: 'Hier liegt die Genialität von Mohammed: Er machte aus der Not ein Tugend; aus der Krankheid eine neue identität.’ Hij suggereert met andere woorden dat de openbaringen een vorm van compensatie waren: uit de vernedering groeide het idee dat hij door God gezonden was. Maar zo tegen het einde van zijn boek komt Abdel-Samad juist tot de conclusie dat Mohammed een epilepticus was, en dat dát de bron vormde voor de openbaringen. Dat zou blijken uit (volgens Abdel-Samad 'talloze’, maar het zijn er nog geen handvol) beschrijvingen van wat er gebeurde wanneer hij een openbaring ontving. Mohammed hoorde soms klokgelui voordat hij God 'hoorde’ spreken, hij raakte in trance, zweette heftig en was na afloop doodmoe. Veel meer weten we niet. We weten niet hoe andere profeten in die tijd zich gedroegen wanneer (een) God tot hen sprak; eveneens ontbreken de voor epilepsie karakteristieke stuipbewegingen en diep slaap na afloop. Desondanks zou dit voldoende bewijs zijn voor de postume diagnose 'epilepsie’.


Khadiesha geloofde dat God tot haar man had gesproken, en nam hem in bescherming. Ze was opnieuw zijn redding – maar veel andere volgelingen kreeg hij niet. Na haar overlijden raakte Mohammed (aldus nog steeds Abdel-Samad) geestelijk volledig losgeslagen. Hij keerde zich radicaal tegen de Mekkanen en besloot hen voortaan met geweld te bestrijden. Hij vertrok met wat medestanders naar Medina en van daaruit overviel hij de karavanen van de Mekkanen totdat hij de stad op haar knieen had (het is het ongeloofwaardige standaardverhaal van de traditie) zodat hij uiteindelijk Mekka als 'veroveraar’ binnen kon trekken. Volgens Abdel-Samad deed hij dat met behulp van grote aantallen bandieten die in die tijd in de woestijn rondzwierven. Mohammed en zijn strijders waren volgens hem niks anders dan boeventuig, een stelletje afpersers. Ze zijn volgens hem het best te vergelijken met… de Maffia. Daar zit wat in: afpersen en bedreigen hoorden bij de harde mores van de Arabische stammen. Maar Abdel-Samad besteedt dan vele nutteloze pagina’s aan het gedetailleerd uitwerken van deze oppervlakkige overeenkomst. Hij haalt duidelijk graag alles uit de kast om Mohammed zo zwart mogelijk af te schilderen.

Mohammed leed niet alleen aan een minderwaardigheidscomplex en epilepsie, hij kon niet met vrouwen omgaan; hij was een narcist (want de Koran looft de Profeet); had last van achtervolgingswaanzin (want hij viel ooit een stam aan omdat God had geopenbaard dat enkele leden hem wilden vermoorden); kon niet tegen kritiek (de traditie vermeld dat hij dichters die hem hadden bespot liet doden) en hij had last van ziekelijke controledwang. Kijk maar, zegt Abdel-Samad, naar de Koranverzen over vrouwen (die qua strengheid niet afwijken van de toenmalige mores), of kijk maar naar de vele tradities waarin Mohammed de kleinste dagelijkse bezigheden reguleert (maar die dus hoogstwaarschijnlijk helemaal niet van Mohammed stammen). Abdel-Samad wijst in dit verband vol triomfantelijke verontwaardiging naar Koranverzen waarin staat dat de mens voortdurend gevolgd wordt door engelen, die alles wat hij denkt en doet noteren. Abdel-Samad noemt deze openbaring 'einer der genialsten Ideen, die er je hatte: Er setzt Engel als Spione und Aufpasser ein’ (p. 214) en hij vergelijkt deze engelen met Stasi-medewerkers die DDR-burgers nauwlettend in de gaten hielden. Maar die engelen zijn helemaal geen 'geniale’ vinding van Mohammed; de christelijke kerk beweerde toen al eeuwenlang dat de mens dergelijke 'bewakers’ had, die twee keer per dag naar de hemel vlogen om daarboven alles te verklappen. (En alles werd opgeschreven in een boek dat na de dood van het slachtoffer werd opengeslagen.) Dit laatste voorbeeld is typerend: Abdel-Samad heeft vrijwel geen weet van de religieuze wereld waarin de islam ontstond. Zo beweert hij ook dat Mohammed persoonlijk bedacht zou hebben dat de Arabieren van de aartsvader Abraham stamden. Maar dat staat in de Hebreeuwse Bijbel en de Arabieren waren al eeuwen vertrouwd met deze herkomstmythe.


De hamvraag is natuurlijk wat een dergelijke botte, frontale, in veel opzichten oppervlakkige aanval op de persoon van Mohammed te maken heeft met het streven naar een 'verlichte’ islam. Weinig, denk ik. Het heeft meer het karakter van een persoonlijke afrekening – zoals de titel al aangeeft. Maar voor gewone moslims heeft Mohammed zo'n beetje de staat van een heilige. Mohammed deed niets fout, was de goedheid zelve (behalve wanneer hij tot het uiterste werd getergd) en heeft voorgeleefd hoe de ware moslim moet leven. Het gevolg is dat geestelijk leiders de Koran en de hadith nogal eens inzetten om de meest onmenselijke praktijken te rechtvaardigen, of afschuwwekkende uitspraken te doen. Zoals oproepen tot het vermoorden van een afvallige. Abdel-Samad heeft gezegd dat hij hoopt dat zijn radicale aanval iets in beweging zal zetten; dat het moslims aan het denken zal zetten. Redelijk, voorzichtig en voorkomend zijn heeft volgens hem geen zin. Maar in het huidige tijden ligt het meer voor de hand dat moslims zijn uitlatingen zullen beschouwen als het zoveelste bewijs dat islam en de 'ongelovige’ westerse maatschappij onmogelijk samengaan, en dat iedereen die zich distantieert van de islam, uiteindelijk de meest vreselijke dingen over de Profeet zal gaan zeggen. Zijn boek maakt het fenomeen 'culturele moslim’ voor hen tot een schrikbeeld, in plaats van een tolerabele vorm van moslim.


Hamed Abdel-Samad, Mohamed. Eine Abrechnung. Verlaggruppe Doemer Knaur. 230 blz., €19,99.

Marcel HulspasComment