Mohammed en de Byzantijns-Perzische oorlog
In de jaren dat Mohammed de Mekkanen waarschuwde voor het naderende Einde der Tijden, woedde er ten noorden van Arabië een ongekende oorlog tussen het Byzantijnse en het Perzische Rijk. De Koran zwijgt daarover – maar het is heel goed mogelijk dat het verloop van die oorlog de carriere van Mohammed diepgaand heeft beïnvloed.
‘De Byzantijnen zijn verslagen in het naastbijgelegen land; maar nadat zij verslagen werden, zullen zij verslaan, over enkele jaren. Aan God behoort het besluit, voor en na.’
Aldus de opening van de dertigste soera van de Koran. Een beroemde passage, want het is de enige keer in de hele Koran dat de Byzantijnen (al-Roem) worden genoemd. Het is de enige
directe verbintenis tussen de Koran en de Byzantijnse geschiedenis. Omgekeerd maakt de Perzische of Byzantijnse geschiedschrijving überhaupt geen melding van een levende profeet Mohammed. In die ‘noordelijke’ geschiedschrijving duikt de naam Mohammed pas op vanaf omstreeks 634. Dan verschijnen er plotseling Arabische benden uit de woestijn die profiteren van de chaos na het einde van de Byzantijns-Perzische oorlog, en schrijvers maken daarbij melding van een eigenaardig geloof van deze Arabieren. Zij zeggen dat ze over een eigen openbaring beschikken die afkomstig zou zijn van hun eigen profeet. Pas dan komen we in de bronnen de naam Mamet of Mohammed tegen. Maar toen was de Profeet al minimaal twee jaar dood. Voor de periode waarin Mohammed actief zou zijn geweest, pakweg de jaren 600-630, vormen de islamitische en de Byzantijnse bronnen dus twee totaal gescheiden werelden – met twee totaal andere verhalen. En zo konden er, voor wat betreft de geschiedschrijving van dit tijdvak, twee volkomen gescheiden academische disciplines groeien. Enerzijds is er de laat-antieke geschiedenis, die zich bezighoudt met het Byzantijnse Rijk. Daarnaast de Arabistiek en de islamologie, die zich bezighouden met Mohammed, de Koran en de hadith. Beide komen de laatste jaren langzaam dichter tot elkaar, en hierbij moeten uiteraard namen als Hoyland en Bowersock worden genoemd, maar de kloof is nog steeds reëel.
In het laat-antieke geschiedonderzoek staat de immense oorlog centraal tussen de Byzantijnen en de Perzen, in de jaren 602-628. U weet wel, die allereerste wereldoorlog, waarbij de Perzen er in 614 zelfs in slaagden om Jeruzalem te veroveren, en de bisschop, én het Heilig Kruis, naar hun hoofdstad Ctesiphon versleepten. Een oorlog waarbij diezelfde Perzen tot twee keer toe voor de poorten van Constantinopel verschenen, vastbesloten om dat laatste restje van het Romeinse Rijk onder de voet te lopen.
Ondertussen houden de Arabistiek en de islamologie zich dus vooral bezig met de islamitische bronnen, met de Koran en de hadith. Zij vertellen hoe Mohammed de Mekkanen waarschuwde voor God wraak. Want het Einde der Tijden is nabij – dát is de centrale boodschap van de Koran, een boodschap die wel honderd keer wordt herhaald. En de Mekkanen moeten zo snel mogelijk alle vreemde goden afzweren – alle goden behalve de ene echte God. Als ze dat niet doen, zal God hen spoedig verdelgen. De Mekkanen, aldus de traditie, moesten daar echter niets van hebben. En na een aantal jaren vruchteloos waarschuwen vertrok Mohammed met een handjevol volgelingen naar Medina, om van daaruit de strijd voort te zetten. Acht jaar later, inmiddels de leider van een stammencoalitie, keerde Mohammed zegevierend terug in Mekka. Kort daarop overleed hij. En pas een paar jaar daarna begon de grote islamitische expansie vanuit het zuiden, noordwaarts.
Maar stonden deze werelden écht zo los van elkaar? Dat de Byzantijnen geen weet hadden van wat er zich in Mekka en Medina afspeelde, dat ligt voor de hand. Zij hadden hun handen meer dan vol aan de Perzen, die jaar in jaar uit de Byzantijnse legers steeds verder westwaarts dreven. De Byzantijnen vochten voor hun leven, voor het voortbestaan van de christelijke wereld. Maar is het omgekeerd denkbaar dat de Arabieren in Mekka geen benul hadden van de geweldige oorlog die net ten noorden van Arabië werd gevoerd? Is het denkbaar dat Mohammed daar niet van hoorde, of er geen enkele apocalyptische betekenis aan hechtte? Of hebben die dramatische gebeurtenissen wellicht invloed uitgeoefend op Mohammed en zijn medestanders, en op de ontwikkeling van de islam? Ik denk van wel, en zou wat dat betreft een twee suggesties willen doen.
Het is geen geheim dat profeten plachten op te staan in tijden van crisis, wanneer de angst en onzekerheid een hoogtepunt bereiken. In het geval van Mohammed was dat in het jaar 610. We hoeven niet te geloven dat Mohammed in dat jaar veertig werd – dat getal van veertig levensjaren heeft vooral symbolische betekenis. Maar onze Arabische bronnen besteden grote aandacht aan chronologie, aan het correct dateren van de gebeurtenissen beschreven in de hadith, en ik denk daarom dat we er redelijk zeker van kunnen zijn dat Mohammed inderdaad in het jaar 610 voor het eerst naar voren trad. De vraag is dan: waarom juist toen? Wat zette hem daartoe aan? Voor de gelovige moslim is er maar één antwoord denkbaar: omdat God toen besloot om de eerste openbaring neer te zenden. Tegelijkertijd echter vond er in 610 een cruciale ommekeer plaats in de Byzantijns-Perzische oorlog. Het was het jaar waarin keizer Heraklios aan de macht kwam.
Zijn voorganger, Fokas, had acht jaar lang tevergeefs tegen de Perzen gestreden. Heraklios reisde vanuit Egypte naar Constantinopel, en stootte Fokas van de troon. Hij liet de keizer ombrengen – een gerechte straf, want deze Fokas was een keizermoordenaar. Fokas had zíjn voorganger Maurikios vermoord. Sterker, die moord op Maurikios, in 602, was de directe aanleiding geweest voor de Perzen om het Byzantijnse Rijk binnen te vallen. De Perzische koning Chosroe II deed dat toen zogenaamd om Maurikios te wreken. Dat was het officiële Perzische oorlogsdoel.
Zodra Heraklios zichzelf tot keizer had uitgeroepen, stuurde hij dan ook gezanten naar de Perzen, met de boodschap: de moordenaar van Maurikios is gedood. Diens dood is gewroken. De Perzen konden zich, wat Heraklios betrof, weer terugtrekken. Maar dat gebeurde niet. De Perzen vochten door. Chosroe II liet de Byzantijnse gezanten vermoorden, en maakte zo duidelijk waar het hem écht om ging: om de vernietiging van het Byzantijnse keizerrijk. Het einde van de christelijke wereld.
Daarmee was dit geen gewone oorlog meer, dit was een strijd geworden om het behoud van het christendom. Het werd erop of eronder. Angst voor het Einde der Tijden was in die tijd zeker geen ongewoon verschijnsel – maar vanaf 610 leek het leek er wérkelijk op dat deze oorlog het Einde der Tijden inluidde. Die angst was vanaf dat moment weer volop aanwezig. En wellicht was dát de reden waarom Mohammed juist in dat jaar 610 zijn eerste openbaringen ontving, en naar voren trad als profeet, om de Arabieren te waarschuwen.
Dan het jaar 614. Volgens de traditie
vond toen de eerste hidjra plaats. U kent allemaal de hidjra van
Mohammed in 622 naar Medina. Dat was het begin van de islamitische
jaartelling. Maar die hidjra naar Medina staat in de traditie bekend
als de tweede hidjra. Er was een eerdere ‘emigratie’ en wel in
het jaar 614. Volgelingen, of wellicht beter: medestanders van
Mohammed verlieten Mekka, richting het christelijke koninkrijk
Ethiopië, ofwel Aksoem, aan de andere kant van de Rode Zee. Maar
waarom, waarom toen, en waarom vertrokken ze naar Ethiopië?
Volgens de islamitische de traditie werden de volgelingen van Mohammed op dat moment zó vreselijk vervolgd dat Mohammed medelijden kreeg en ze daarom opdracht gaf om te vertrekken. Dat klinkt heel nobel. Maar in de Koran is geen enkele openbaring te vinden waarin God de opdracht geeft tot deze vlucht. En je zou toch verwachten dat als Mohammed een dergelijke ingrijpende opdracht moest geven, hij dat toch niet zou doen zonder dat God hem daartoe in een openbaring had aangespoord. En waarom bleef Mohammed zélf dan achter? Waarschijnlijk vertrok men dus op eigen initiatief. En als we willen weten waarom, wat hen daartoe aanzette, kunnen we weer eens kijken naar de internationale situatie.
In dat jaar 614 veroverden de zegevierende Perzen de heilige stad Jeruzalem. Ze droegen de macht in de stad over aan de Joden, en versleepten het belangrijkste relikwie van de christelijke wereld, het Heilig Kruis, van Jeruzalem naar hun hoofdstad Ctesiphon. Het Heilig Kruis was hét symbool van de overwinning van het christendom op aarde. En juist dát was nu in handen van ongelovigen gevallen. De val van Jeruzalem was daarmee niet zomaar een militaire nederlaag, de zoveelste op rij, het was een religieuze catastrofe. Verslagen uit die tijd geven dan ook aan dat de verovering van Palestina en van Jeruzalem leidde tot een grote stroom christelijke vluchtelingen uit die regio, richting Egypte. En de rijkeren, de Byzantijnse bestuursambtenaren, namen vanuit Alexandrië daarna de boot naar Constantinopel. Ook daar vermengden verslagenheid en verbazing zich met pure paniek. Was het denkbaar dat God zijn rijk in de steek had gelaten?
Als één Byzantijnse nederlaag de aanleiding kan zijn geweest voor de openbaring in soera 30, dan is het wel de val van Jeruzalem, daar in ‘het naastbijgelegen land’. Dat was immers werkelijk een wereldschokkende gebeurtenis. En dan is het interessant om te kijken naar wat God zegt:
‘nadat zij verslagen werden, zullen zij verslaan, over enkele jaren. Aan God behoort het besluit, voor en na.’
Dat ‘enkele
jaren’ zouden er uiteindelijk veertien worden. Dat klinkt als een
misser, en dat duidt erop dat het hier niet gaat om een vaticinum ex
eventu, een voorspelling achteraf. Nee, dat vers is echt, en Mohammed
en zijn volgelingen waren er van overtuigd dat de Byzantijnen
uiteindelijk zouden winnen. In dat rampjaar, waarin het Byzantijnse
Rijk ineen dreigde ter storten, stonden zij vierkant aan de zijde van
de christenen, de Byzantijnen, de keizer. Je moet maar durven. Twaalf
jaar lang hadden de Perzen elke slag gewonnen. Arabië werd in 614
aan vrijwel alle kanten, in het noorden, oosten en zuiden, omsingeld
door de Perzische supermacht. Als het erop aankwam, konden de
Arabieren weinig anders doen dan zich aan de Perzen onderwerpen.
Verzet was zinloos. Maar in Mekka was daar die dus kleine club rond
Mohammed, die openlijk de kant van de Byzantijnen koos. Sterker nog,
ze verkondigden dat de God van de Kaäba óók aan de kant van de
Byzantijnen stond.
Een deel van hen stak in dat jaar dus
de Rode Zee over. Wellicht voelden zij zich niet langer veilig in
Mekka, en sloegen ze op de vlucht zoals zoveel christenen in die tijd
op de vlucht sloegen, richting Egypte. Misschien werden ze wel
verjaagd door de Mekkanen, uit vrees dat hun aanwezigheid de Perzen
zou kunnen provoceren tot een aanval op de stad. Want u moet
bedenken: ook Jemen was in die tijd Perzische provincie, en dat was
helemaal niet ver van Mekka.
Dat Mohammed sympathie koesterde voor
het christendom, dat staat buiten kijf. In de Koran krijgen de joden
er stevig van langs; God had ze meerdere malen vervloekt, en gaf
Mohammed opdracht om dat ook nog eens te doen. Over de christenen is
de Koran een stuk milder. Ze hadden weliswaar de vreselijke
vergissing begaan om hun profeet Jezus tot een god te maken, maar de
Koran spreekt met respect over met name monniken en kluizenaars. Het
is dus heel goed mogelijk dat Mohammed en zijn medestanders bleven
geloven in een eindoverwinning van de christenen, ook al wees alles
op een komende Perzische overwinning. Die koppigheid leidde tot
toenemende spanningen, en uiteindelijk een breuk met de overige
Mekkanen, resulterend in een vlucht richting het christelijke
Ethiopië.
Ziehier twee voorbeelden van een
mogelijke samenhang tussen cruciale gebeurtenissen in de
Byzantijns-Perzische oorlog, en cruciale gebeurtenissen in het leven
van Mohammed.
Dit is een bewerking van een lezing tijdens het Zenobia-congres van 14 november.