De wonderlijke verdwijning en verschijning van Mohammed

Wanneer duikt de naam Mohammed voor het eerst op? Hoe oud is de oudste vondst waarop de naam ‘Mohammed’ staat geschreven? Dat was pas in 685. Als we aannemen dat Mohammed in 632 stierf, dan heeft dat opmerkelijk lang geduurd. En die stilte is op meerdere manieren veelzeggend.

Na het jaar 685 is er ineens niets meer aan de hand. Dan zijn er ten eerste heel veel inscripties en documenten te vinden, en daarin wordt ook Mohammed vrijwel altijd vermeld. Het startpunt hiervoor lijkt de tekst op de Rotskoepel te zijn geweest. Daarin worden de lezers gewaarschuwd dat er maar één God is, en geen drie. (Een verwijzing naar de christelijke drie-eenheid). Dit bouwwerk dateert van 691/92, en het is de eerste keer dat moslims zelfverzekerd uitkomen voor hun geloof, en daarbij getuigen van een nauwe band tussen hun geloof en een profeet genaamd Mohammed. Maar in de decennia daarvóór is het beeld totaal anders. …

Ten eerste zijn teksten heel zeldzaam, ten tweede vermelden ze nooit Mohammed. Iedereen kende hem wel. Niet-islamitische bronnen laten er geen twijfel over bestaan: zij vermelden al vanaf omstreeks 634 dat de Arabieren die uit de woestijn kwamen, spraken van een Arabische profeet genaamd ‘Mohammed’. Maar Arabische vermeldingen ontbreken dus. Documenten zijn zoals gezegd zeer schaars, inscripties en munten evenzeer, maar schaars of niet: geen enkele daarop aangebrachte tekst maakt melding van ‘islam’ of van Mohammed.

Tegelijkertijd maken ze wél duidelijk dat er op religieus gebied iets veranderd is. Zo zijn er enkele verwijzingen naar de nieuwe (‘islamitische’) jaartelling. Daarnaast is er sprake van standaardformuleringen als ‘In de naam van God’ en ‘In de naam van God, de barmhartige, de erbarmer.’ Frasen kenmerkend voor de islam en de Koran. Daarnaast zijn er vroege inscripties (een enkele is gedateerd op 683) die luiden ‘Moge God hem zijn zonden vergeven, de eerdere en de latere.’ Dat lijkt erg veel op een Koranvers (namelijk 48:2). Maar Mohammed? Nee.

Die ommekeer start al in 685, in het jaar dat Abd al-Malik in Damascus verheven wordt tot Amir al-Moeminin (Leider van de gelovigen). De Arabische wereld is op dat moment in de greep van een oorlog tussen noord en zuid, tussen Damascus en Medina, waarbij de zuidelijke ‘opstandelingen’ onder leider staan van Abdallah ibn al-Zoebair. Abd al-Malik wordt kalief in die oorlogsjaren, en hij is vast besloten om de vijand te verslaan. De komst van deze daadkrachtige leider beloofde dus te zullen leiden tot een forse verheviging van de strijd. Op dat moment laat een andere Abd- al-Malik, namelijk ibn Abdallah ibn Amir, de gouverneur van de Perzische regio Bishapoer (zuid-Iran) en een aanhanger van Ibn al-Zoebair, een zilveren munt slaan (een drachme) met daarop een opvallende boodschap. Het is een spreuk die nu bekendstaat als de ‘korte shahada’ (geloofsbelijdenis). Ze luidt: ‘In de naam van God, Mohammed is de boodschapper van God’. Dat is dus de oudste vermelding van Mohammed. Zes jaar later laat een andere opstandige bestuurder in de regio Sistaan (Oost-Iran) een andere munt slaan met daarop (in het Perzisch) een variant op (wat we nu noemen) de lange shahada. De inscriptie luidt: ‘Geen God behalve Hij. Geen andere god bestaat. Mohammed is de boodschapper van God.’

Korte tijd later gaat Abd al-Malik, die tot dan toe alleen munten had uitgebracht met de inscriptie ‘In de naam van God’, munten slaan met daarop de korte dan wel de lange shahada. En weer wat later verrijst de Rotskoepel, waarop de naam Mohammed meerdere malen te lezen valt. De Profeet maakte in die jaren dus een opmerkelijke comeback.

Abd al-Malik moet wel geïnspireerd zijn geweest door die munten geslagen door de vijand. Die vormden blijkbaar een gevaarlijk succes – in propagandistisch opzicht maar daarmee mogelijk ook commercieel. Munten werden toen al eeuwenlang gebruikt om ‘reclameboodschappen’ ten gunste van een heerser of god te verspreiden. Dat gaf het accepteren dan wel weigeren van bepaalde munten (er waren vele soorten in omloop) een extra betekenis. En geld is natuurlijk altijd een beetje ‘besmet’, zondig. Dus een vrome spreuk op een munt maakt het bezit ervan een beetje draaglijk. En hoe vromer de spreuk, hoe draaglijker. Maar als handelaren en onderdanen de voorkeur gaven aan een bepaalde munt, was dat niet alleen een propaganda-overwinning voor de maker ervan; zoiets had ook economische gevolgen. Je kon er meer voor kopen. Dat gold voor de onderdaan, de handelaar én voor de heersers die de munten uitbrachten. Het is heel goed denkbaar dat men de munten met de naam 'Mohammed’ erop 'beter’ vond, heiliger, en dat Abd al-Malik dus last had van die munten en daarop besloot om ze te kopiëren. Sterker, hij kopieerde niet alleen de spreuk op de munt maar zette ook krachtig aan tot de verering van Mohammed. Hij was minstens zo vroom als zijn tegenstanders! En dus verrees in Jeruzalem de Rotskoepel, waarop de verbintenis tussen niet nieuwe geloof en Mohammed (bijna voor het eerst) in prachtig tegelwerk werd vastgelegd.

Het lijkt er dus op het Ibn al-Zoebair is geweest die als eerste Mohammed naar voren schoof als bron van zijg gezag en het ware geloof. Dat had natuurlijk te maken met het feit dat Ibn al-Zoebair heerser was over de heilige steden Mekka en Medina. Maar let wel, vóór 685 zijn er geen aanwijzingen dat de zuiderlingen belang hechtten aan de vermelding van Mohammed. Blijkbaar 'ontdekten’ zij pas ten tijde van het aan de macht komen van Abd al-Malik dat zij aanhangers konden winnen door zich te beroepen op trouw aan Mohammed. En deze ‘herontdekking’ van Mohammed sloeg blijkbaar aan; en Abd al-Malik moest Ibn al-Zoebair hierin volgen. Na 690 wordt daarom alles anders: vanaf dat moment zijn er veel meer inscripties, en komt het nog maar zelden voor dat Mohammed niét wordt genoemd.

Deze hele gang van zaken roept verschillende vragen op. Ten eerste waarom Mohammed decennialang niet wordt genoemd; waarom hij blijkbaar in de vergetelheid was geraakt. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat zijn boodschap al snel na zijn dood achterhaald was geworden. Mohammed was een Eindtijdprofeet geweest; hij geloofde heilig in het zeer nabij zijn van het Einde der Tijden. Hij had, meende hij, van God de taak gekregen om Mekka (in zijn ogen de belangrijkste stad van Arabië) te zuiveren. Dat moest snel gebeuren, want het Einde der Tijden stond op het punt van aanbreken en als de Arabieren dan niet bekeerd waren, zou God hen in de hel werpen. Maar al zijn hooggespannen verwachtingen kwamen niet uit. Mohammed veroverde en zuiverde Mekka – maar de Eindtijd bleef uit. Ook zijn verwachting/voorspelling dat de Arabieren het voorbeeld van Mekka zouden volgen, kwam niet uit. Maar de grootste geloofscrisis onder zijn volgelingen brak uit nadat Mohammed was gestorven. Mohammed heeft waarschijnlijk gezegd of gesuggereerd dat hij het Einde nog zou meemaken, of dat God in ieder geval direct na zijn dood zou neerdalen. Maar toen hij eenmaal gestorven was, gebeurde er opnieuw niets. De klap moet enorm zijn geweest; de verwarring zeer groot. (Zie over deze crisis mijn blog van 12 januari 2016.)

Mohammeds opvolgers (Aboek Bakr, Oemar, Oethmaan) gaven de missie van de moslimstrijders daarop een nieuwe draai. Ze bundelden (met geweld) vele stammen en leidden deze immense stammencoalitie omstreeks 634 naar het Noorden, wellicht met als doel om Jeruzalem te veroveren en te bevrijden van de christenen. Zodat, na de Joden en christenen, de Arabieren het Heilig Land en de heilige stad zouden bezitten. Op die manier meenden ze wellicht de Eindtijd alsnog 'af te dwingen’. Maar ook ná de verovering van Jeruzalem bleef de Eindtijd uit. Toen moet het besef écht zijn doorgedrongen dat Mohammed een groot leider geweest, maar dat zijn apocalyptische verwachtingen op geen enkel moment werkelijkheid waren geworden. Hij had iets groots verricht – en had als profeet gefaald. Er was een nieuw geloof, een Arabisch monotheïsme, maar de uitlatingen van de stichter daarvan waren lastig bruikbaar. De strijders vertelden weliswaar dat zij in opdracht van een Arabische profeet handelden (zoals de niet-islamitische bronnen vermelden), maar tegelijkertijd zochten de Arabieren naar wegen om hun monotheïstische geloof te herformuleren, erover te spreken zónder daarbij concreet naar Mohammed te verwijzen. Men sprak en handelde 'In naam van God, de barmhartige, de erbarmer’ (een frase karakteristiek voor het nieuwe geloof én de Koran) maar de Profeet liet men liever onvermeld. Totdat in 685 de volgelingen van Ibn al-Zoebair ontdekten dat de bewondering voor Mohammed nog steeds leefde en dat zij deze politiek konden benutten.

Een andere interessante vraag is niet alleen waarom in de periode 630-690 de vermeldingen van Mohammed ontbreken, maar waarom inscripties uit die tijd überhaupt heel zeldzaam zijn. Archeologen staan wat deze periode betreft met lege handen; er zijn ook geen bouwwerken of resten van bouwwerken waarvan vaststaat dat ze gebouwd zijn door de islamitische heersers in deze periode. Het antwoord op deze vraag heeft interessante consequenties voor een andere vraag: wanneer ontstond de Koran? Of beter, wanneer ontstond er een algemeen aanvaarde (opgelegde) standaardtekst van dit boek? Daarover een volgende keer.

Marcel HulspasComment