De oorsprong van het boze oog
‘Als blikken konden doden…’ zeggen we wel eens. Maar miljoenen mensen geloven dat dat ook écht mogelijk is. Het ‘boze oog’ is een oeroude overtuiging op de grens van bijgeloof, wetenschap en oudewijvenpraat.
‘Het boze oog is een kanker van de ziel. Iedereen is bekend met het feit dat we zo nu en dan horen dat vrienden of bekenden iemand prijzen, om later te ontdekken dat die persoon daardoor aangeslagen is. Hasad [Jaloezie] behoort tot het domein van het ongeziene kwaad, waarvan het bestaan door alle heilige schriften wordt geaccepteerd. […] Het boze oog is als een besmettelijke ziekte en wordt meestal onbedoeld door iemand overgedragen. Een persoon die verder geen kwaad in de zin heeft, kan jou beschadigen, je kinderen, je huis, je gezondheid, rijkdom enzovoorts door jaloers naar je te kijken.’
Dit zijn niet de woorden van een kermisartiest, of een medewerker van astro-TV. Het gaat om Shaikh Abbas Borhany Aal al Waleed, in een artikel uit 2007 (‘Evil Eye: The Cause of Death and Destruction’) recent door hem bijgewerkt en weer gepubliceerd. Abbas is advocaat (hij heeft in de VS gestudeerd) en is lid van de Federatie van shariarechtbanken in Pakistan, en lid van de Oelama Raad in dat land. Eerbiedwaardiger kun je ze nauwelijks krijgen. En hij gelooft dus heilig in al-‘Ayn, ‘het boze oog’. Blikken die kunnen doden – of in ieder geval grote schade aanrichten.
Het geloof in het boze oog is zeer wijd verspreid – veel wijder dan de islam. Maar het leeft voornamelijk in de islamitische wereld. In de standaardwerken over de islam wordt vaak opgemerkt dat het hier om een volksgeloof gaat, dat weinig of niets met de ‘echte’ islam te maken heeft. Vergelijkbaar met de vrouwenbesnijdenis. Maar daar is Abbas het ongetwijfeld niet mee eens. Voor hen is het boze oog zeer reëel en hij zal niet de enige zijn. Maar aan de Koran heeft Abbas in dit geval niet veel. Ze bevat twee passages die in de buurt komen. Ten eerste het volgende vers:
‘En de ongelovigen zouden u met hun blikken willen doden als zij de waarschuwing horen. Zij zeggen dan: ‘Hij behoort echt tot de dwazen.’ (69:51)
Maar hier staat dus niet dat de blikken van ongelovigen écht schadelijk kunnen zijn. Daarnaast is er de uiterst korte soera (hoofdstuk) 103:
‘Zeg: ‘Ik zoek mijn hulp bij de Heer van het ochtendgloren tegen het kwaad dat Hij geschapen heeft en tegen het kwaad van de avondschemering, als die over ons komt, en tegen het kwaad van heksen die op knopen blazen en tegen het kwaad van de afgunstige, als die afgunstig is.’ (113:1-5)
Maar hier staat alleen maar dat afgunst kwaad kan, en niet zozeer dat die afgunstige het boze oog op je kan werpen. Nee, als het gaat om het ‘bewijs’ voor de werkzaamheid van het boze oog moeten rechtsgeleerden als Abbes te rade gaan bij de ahadiet, de verhalen over wat de profeet gezegd zou hebben. De oorsprong van die verhalen is vaak duister, maar voor conservatieve rechtsgeleerden hebben ze vrijwel dezelfde status als Koranverzen. In de ahadiet wordt de realiteit van het boze oog onderstreept. Twee (vermeende) uitspraken van Mohammed hierover luiden simpelweg:
‘Het boze oog bestaat’
‘De invloed van het boze oog is een feit. Als iets het noodlot te snel af is, dan is dat het boze oog.’
Twee andere:
‘De meesten van mijn oemmah die sterven, deden dat omdat God het wil en besluit, en daarnaast vanwege het boze oog.’
‘Een derde ging naar het graf vanwege het boze oog.’
Wie dit gelooft, heeft groot gelijk wanneer hij het boze oog beschouwt als een enorm probleem.
Wij denken bij ‘het boze oog’ vaak aan een vermogen om een ander, een vijand of tegenstander, met behulp van een (dodelijke) blik schade te berokkenen, of te doden. Maar in werkelijkheid heeft ‘het boze oog’ een andere, een veel subtielere betekenis. Het gaat (Abbas zei het al) om een onbedoeld effect van bewondering. Bewondering wekt begeerte op, de wens om dat wat je bewondert óók te hebben. Dit wekt op zijn beurt jaloezie op. Maar als het begeerde object onbereikbaar blijft, kan daaruit plotseling, zonder dat je het wilt, het duistere verlangen ontstaan het begeerde, onbereikbare object te vernietigen. Op dit moment moeten we twee voorwetenschappelijke overtuigingen over het oog toevoegen. Ten eerste dat het oog de spiegel is van de ziel. Via het oog ‘kijk’ of ‘kom’ je rechtstreeks in de ziel van een mens. En ten tweede: het oog is niet de ontvanger van licht (zoals wij nu denken) maar tast af, straalt iets uit, en kan dus iets overdragen. Liede bijvoorbeeld. Of haat. Wanneer dus in de ziel (uit jaloezie) die vernietigingsdrang ontstaat, kan deze via de ogen (door een gefixeerde, gefascineerde blik) de ogen van de ander bereiken en zo uiteindelijk de ziel van die ander beschadigen. Met alle gevolgen van dien. Het is daarom zaak om, wanneer je iets moois ziet, die mogelijke schadelijke invloed direct te neutraliseren. De twee volgende ahadiet gaan daarover:
‘Als een van jullie iets ziet van andermans bezit dat hem aanstaat, laat hem de Dua aanbieden, vanwege het boze oog.’
Dua is een spreuk, vers of gebed dat het boze oog voorkomt. (Je hebt ook Ruqya, spreuken ter genezing van het boze oog.) De volgende hadiet zou Mohammed hebben uitgesproken nadat een man de schoonheid van een andere man bewonderd had (jazeker!):
‘Waarom zou je je broeder willen vermoorden? Waarom reciteerde je niet Barak Allah?
Wat betekent ‘God zegene hem’. En daarmee is het boze oog onschadelijk gemaakt.
Het is een schimmig verschijnsel, het boze oog. Een oeroude traditie zonder enige status, balancerend op de grens van magie en bijgeloof. De Romeinen waren er bekend mee, met de fascinatio – de onaangename, jaloerse blik. De Grieken noemden dat baskania (‘aanstaren’) of later ook wel ophtalmos poneos (‘het boze oog’). Maar in de eerste eeuwen van de jaarteling was het toch vooral iets exotisch. Plinius (23-79) schreef er kort over in zijn Naturalis Historia:
‘Eveneens in Afrika leeft […] een aantal families van boze tovenaars; door toedoen van hun spreuken komen beesten om, verdorren bomen en sterven kinderen. Isigonus voegt daaraan toe dat er bij de Triballiërs en Illyriërs [in de Balkan, mh] soortgelijke mensen zijn die anderen ook kunnen beheksen door te kijken en mensen die ze langdurig, vooral met boze blikken, aankijken kunnen doden, en dat volwassenen het kwetsbaarst zijn voor hun boze oog. Het is nog opmerkelijker dat ze in ieder oog twee pupillen zouden hebben.’ (7,16)
In de Bijbel (het Oude én Nieuwe Testament) zal men tevergeefs zoeken naar aanwijzingen voor een geloof in ‘het boze oog’. Markus vermeldt ophthalmos poneros (7:22) maar daar betekent het begrip zeer waarschijnlijk gewoon ‘jaloezie’. Hetzelfde geldt voor een verwijzing in een tweede-eeuws christelijk werk, een Brief aan de Romeinen geschreven door de kerkvader Ignatius. Hij prijst de christenen daarin als volgt: ‘Jullie hebben nooit iemand aangestaard (ebaskanate); jullie hebben andere onderwezen.’ Die tegenstelling duidt erop dat het ook hier om afwijzen/afschrikken gaat, en niet om ziek maken.
De verbreiding van het geloof in de kwaadaardige werking van die blik lijkt uit later eeuwen te dateren. Het boze oog is heel duidelijk wél aanwezig in de Midrash, de Joodse commentaren bij de Bijbel, die uit de vierde/zevende eeuw dateren. In een van deze opmerkingen (Bava Batra 2b:9) wordt het volgende verbod afgekondigd:
‘Het is verboden voor een persoon om in andermans veld te staan en naar zijn oogst te kijken terwijl het graan hoog staat, want dan gooit hij een boos oog daarop en bezorgt hij [de eigenaar] schade. Hetzelfde geldt voor een tuin.’
De zevende eeuw, de tijd waarin de Koran is ontstaan, was wellicht een overgangsperiode. De ahadiet, die ruwweg gedateerd kunnen worden op een eeuw later, van 700 tot 800, lijken wat dat betreft uit een bijgeloviger tijdperk te komen. Ook in het westen duikt het geloof in het boze oog daarna voor het eerst (?) op. Vermeldingen zijn helaas uiterst schaars. In de biografie van de Britse koning Alfred de Grote (plm. 880), en werk daterend uit de negende/tiende eeuw, wordt vermeldt dat de koning ziek werd en dat velen dachten dat dat kwam door favore et fascinatione. Bewondering leidde tot fascinatione, een gefascineerd aanstaren waardoor de koning wellicht getroffen was door ziekte. Blijkbaar was men in Engeland in die tijd hiervan op de hoogte.
Een van de redenen waarom dit geloof zich kon verbreiden was waarschijnlijk dat de christelijke Kerk jaloezie, naijver, beschouwde als als een grote zonde – veel meer dan dat in de klassieke cultuur het geval was geweest. Het onderwerp kwam dus regelmatig naar voren. En voor de meer ‘wetenschappelijk’ ingestelde auteurs was er die intrigerende connectie tussen de ziel en het oog. Dat maakte dat ‘het boze oog’ niet een-twee-drie bij het heidense bijgeloof kon worden gezet. Het zou best wel eens waar kunnen zijn! Niet alleen christelijke auteurs, ook een islamitische grootheid als Ibn Khaldun (1332-1406) was heilig overtuigd van de realiteit van het boze oog. Hij schreef:
‘Het boze oog is een geestelijke invloed uitgeoefend door de ziel van een persoon, die het boze oog heeft en dat onafhankelijk is van de vrije wil van de bezitter. Wanneer een zaak of situatie zeer aangenaam is voor het oog van zo’n persoon, veroorzaakt dat hasad (jaloezie) en het verlangen om het van de eigenaar te stelen. Hij geeft er daarom [omdat dat niet kan] de voorkeur aan het te vernietigen. De toepassing van het boze oog is onvrijwillig van zijn kant en daatrom moet hij niet de doodstraf krijgen, in tegenstelling tot een magiër. Het boze oog kan gezinnen verwoesten, vriendschappen en gemeenschappen. Omdat alles door God geschapen is, moet men bescherming zoeken bij God en [bij Hem] zijn toevlucht zoeken tegen de onbeheerste macht. Om zich hiertegen te beschermen, moet de waarnemer reciteren: ….’
De islamitische traditie kent een hele reeks spreuken en Koranverzen die geschikt zouden zijn om het boze oog af te weren. Daarnaast zijn er amuletten (het bekendste is uiteraard het glazen oog, de nazar) en gebruiken die hetzelfde effect moeten hebben, verschillend van land tot land, van risico tot risico. Abbas sluit zijn alarmerende artikel af met een paar praktische adviezen om het boze oog, die ‘kanker van de ziel’, te voorkomen:
- Deel je problemen en plannen met niemand. Dat kan ‘negative forces’ oproepen en ‘harmful energy’.
- Vermijd negativiteit bij discussies of onenigheid. Probeer problemen op te lossen en haal niemand erbij ‘as that usually multiplies the problems’.
- Vergroot je geestelijke energie door veel te bidden. ‘This will protect you from people’s negative energies’.
Op deze manier ‘verklaard’ met behulp van modieuze begrippen kan het boze oog nog wel een tijdje mee.