Wel de God maar niet die steen

Mohammeds boodschap kwam voor de Mekkanen uiteraard niet uit de lucht vallen. De islamitische traditie suggereert van wel; vaak wordt gesuggereerd dat de Mekkanen vóór de komst van Mohammed nog nooit van God hadden gehoord, maar dat is uiterst onwaarschijnlijk. Het monotheïsme was overal. En trouwens, geen enkele volk laat zijn vertrouwde god of goden in één klap vallen om ze te vervangen door een compleet onbekende god. De risico’s verbonden aan een dergelijk ‘verraad’ zijn veel te groot. Het kan niet anders of de Mekkanen waren redelijk goed op de hoogte van het jodendom en het christendom. Zo rond 600 waren er al heel wat Arabische joden en Arabische christenen te vinden, van het noorden tot in het diepe zuiden. Maar er was meer. Daarnaast bestond er een derde stroming onder de Arabieren van aanhangers van dezelfde God als die van de Joden en christenen, maar deze ‘haniefen’ hielden zich bewust afzijdig van die twee godsdiensten. De Arabieren, zo zeiden zij, moesten terugkeren naar hun eigen monotheïstische godsdienst, de hanifiya. En wat hield dat in? De Arabieren stamden af van Ismaël, de zoon van Abraham (zo stond het in de Bijbel) en dus moesten de Arabieren, als afstammelingen van Abraham, de God van Abraham vereren en wel op de manier zoals Abraham dat had gedaan – en dat volgens hen heel iets anders dan wat de Joden en christenen deden. De haniefen, zo lijkt het, vormden een religieuze beweging gericht op het ‘herstel’ van een mythische Arabische eenheid. Dat idee, hoe vaag ook, zal velen hebben aangesproken. We weten niet hoeveel van deze haniefen er hebben bestaan, maar het is duidelijk dat de Mekkanen vertrouwd waren met deze stroming. Met name het idee van de afstamming van Abraham moet de Mekkanen bekend in de oren hebben geklonken want zo omstreeks het jaar 550 (dus ruim vóór het optreden van Mohammed) was er in Mekka een religieuze hervormingsbeweging geweest, de Hoems, die exact hetzelfde had beweerd en daarbij ook nog had verkondigd dat de Kaäba, het oude heiligdom in het hart van Mekka, gebouwd was door Abraham, en dat de Mekkanen toen aangesteld waren als beschermers van dat belangrijke heiligdom. Zij moesten er (volgens de Hoems) op toezien dat rond de Kaäba uitsluitend de God van Abraham werd vereerd. Alle andere goden moesten maar elders een plaatsje krijgen. De Hoems was, met andere woorden, een op de haniefen geïnspireerde lokale religieuze beweging, enkel en alleen gericht op de verheffing van Mekka en de Kaäba. Ibn Ishaak, de eerste biograaf van Mohammed, schrift dat de Hoems de rituelen rond de Kaäba reguleerden totdat Mohammed op het toneel verscheen. Maar hij maakt ook duidelijk dat de beweging op verzet stuitte van ‘echte’ haniefen in de stad die de verering van de Kaäba verwierpen (en dus hoogstwaarschijnlijk ook het idee verwierpen dat deze door Abraham zou zijn gebouwd): ‘Ze waren van mening dat hun volk de godsdienst van hun voorvader Abraham aangetast had, en dat de steen waar ze omheen liepen geen betekenis had. Hij kon niet horen, niet zien, schaden noch helpen. ‘Vind voor jezelf een godsdienst,’ zeiden ze, ‘want bij God, je hebt er geen.’ En ze trokken door vele landen, op zoek naar de hanifiya, de godsdienst van Abraham.’ Ibn Ishaak geeft vier namen, De vier staan ongetwijfeld voor een grote groep binnen Mekka, en ze maakten ongetwijfeld deel uit van de bredere Arabische stroming der haniefen. En als we Ibn Ishaak mogen geloven, eindigde de zoektocht van deze vier naar het geloof van Abraham in de meeste gevallen uiteindelijk bij het christendom. De eerste van de vier, Waraka, ‘verbond zichzelf met het christendom en bestudeerde zijn geschriften totdat hij ze grondig beheerste.’ Nummer twee, Oebaydoellah, ‘zocht tot hij bij de islam kwam. Daarna migreerde hij met de moslims naar Ethiopië, samen met zijn vrouw die moslima was. Toen hij aankwam bekeerde hij zich tot het christendom, verliet de islam, en stierf in Ethiopië als christen.’ De derde, Oetman ibn al-Hoewairit ‘ging naar de Byzantijnse keizer en werd christen. Hij kreeg daar een hoge functie.’ Over nummer vier, Zayd ibn Amr, heeft Ibn Ishaak veel meer te melden: ‘Zayd ibn Amr bleef wat hij was. Hij omarmde het jodendom noch het christendom. Hij verliet het geloof van zijn volk en hield zich verre van afgoden, dode dieren, bloed en zaken geofferd aan afgoden. Hij verbood het doden van kinderen, zei dat hij de God van Abraham vereerde, en hij riep zijn volk in het openbaar ter verantwoording vanwege hun gebruiken.’ Overgeleverde uitspraken van Zayd zijn onder andere: ‘O Koeraisj [Mekkanen], Bij Hem in wiens hand is de ziel van Zayd, geen van jullie volgt de religie van Abraham, behalve ik.’ ‘O God, Als ik wist hoe u vereerd wil worden, zou ik u zo vereren, maar ik weet het niet.’ De Mekkanen waren hem op een gegeven moment zó zat dat hij gedwongen werd om de stad te verlaten. Ibn Ishaak vermeldt ook zijn levenseinde: ‘Toen ging hij voort, op zoek naar het geloof van Abraham, ondervroeg monniken en rabbijnen totdat hij al-Mausil en heel Mesopotamië had doorkruist. Daarna trok hij door heel Syrië totdat hij een monnik tegenkwam op de hoogte Balqa. Deze man, zeggen ze, was zeer thuis in de het christendom. Hij vroeg hem uit over de hanifiya, het geloof van Abraham, en de monnik antwoordde: ‘Je zoekt een geloof waar niemand je naartoe kan leiden. Maar de tijd nadert voor een profeet die voort zal komen uit je eigen land dat je net verlaten hebt. Hij zal [door God] gezonden worden met de hanifiya, het geloof van Abraham, dus hou daaraan vast want hij wordt binnenkort gezonden en nu is zijn tijd.’ Nu had Zayd kennis genomen van het jodendom en het christendom en was over beide niet tevreden. Dus toen hij dit hoorde ging hij direct op weg naar Mekka; maar toen hij in het land Lakhm [de Irakese woestijn] was, werd hij aangevallen en vermoord.’ Dat laatste is natuurlijk de zoveelste variant op het thema ‘christelijke monnik voorspelt de komst van Mohammed’, maar al met al geeft Ibn Ishaak een mooi beeld van hoe moslims in zijn tijd (omstreeks 750) op de haniefen terugkeken: ze bedoelden het goed, maar dat geloof dat ze zochten konden ze niet vinden want Mohammed moest het nog openbaren. En bij gebrek aan beter belandden ze dan bij het christendom. De islam, dát was in feite de hanifiya waarnaar zij zo wanhopig hadden gezocht. I. Terug naar de Mekkanen. Toen Mohammed naar voren trad, konden ze dus kiezen uit vijf religies, elk met zijn eigen voor- en nadelen:

  • De traditionele, vaak lokale Arabische goden. (Maar iedereen begreep wel dat de oude goden hun beste tijd hadden gehad.)
  • Het christendom. (Dat was machtig, maar daarmee raakte je wel érg nauw verbonden met het Byzantijnse rijk en de machtige noordelijke stammen.)
  • Het jodendom. (Dat was oeroud maar werd gehaat door de christenen, of eigenlijk door iedereen; het ooit groot geweest in Himyar/Jemen maar omstreeks 525 werd het daar praktisch uitgeroeid door de christenen. Niet bepaald een ‘winnaar’ dus.)
  • De hanifiya. (Dat was mooi, dat exclusief pan-Arabische geloof, maar wat was dat precies voor geloof?)
  • De hanifiya volgens de Hoems. (Maar dat was wel erg Mekkaans en met die verering van de Kaäba nog redelijk ouderwets. Bovendien waren de Mekkanen ok nog eens drie ‘dochters’ van God gaan vereren, wat ook vreemd was) Mohammeds boodschap lag, zoals bekend, heel dicht bij die van de haniefen - hij was een hanief:

'Zij zeiden: 'Wees Joden of christenen. Gij zult op de goede weg geleid worden.'Zeg: 'Nee, alleen de godsdienst van Abraham de hanief. Hij behoorde niet tot de afgodendienaars.' (2:135)

Maar Mohammed koos wél de kant van de hervormingen gebracht door de Hoems. Hij presenteerde zich in eerste instantie als een door God geïnspireerde ‘waarschuwer’ die de Mekkanen vermaande dat ze terug moesten keren naar de oorspronkelijke uitgangspunten van de Hoems: één God vereren en niks anders. Volgens hem was dat de ware hanifiya en was dat ook het geloof van de aartsvader Abraham geweest. Er zijn geen aanwijzingen dat hij de verering van de Kaäba in deze ‘Mekkaanse periode’ afwees. Net zo zijn er geen aanwijzingen dat hij toen in conflict kwam met haniefen die de Kaäba afwezen. Maar dergelijke dwarsliggers waren in Mekka waarschijnlijk zeldzaam; ze werden niet getolereerd. Zayd werd niet voor niets verjaagd. De echte confrontatie tussen Mohammed en de haniefen vond waarschijnlijk pas plaats in Mohammeds tweede woonplaats, Medina. De haniefen vormden daar een kracht om rekening mee te houden. De leider van een van de twee Medinese stammen, de Aus, heette Aboe Amir en ‘hij was een asceet geweest en had een ruwharen mantel gedragen en werd ‘de monnik’ genoemd’. Ibn Ishaak vermeldt dat er een gesprek zou hebben plaatsgevonden tussen Aboe Amir en Mohammed - een dialoogje dat ongetwijfeld fictief is maar dat waarschijnlijk hun verhouding wel goed weergeeft. Aboe Amir vroeg Mohammed wat voor geloof hij had gebracht. Mohammed zei: ‘De hanifiya, de godsdienst van Abraham.’ Aboe Amir: ‘Dat is wat ik geloof.’ Mohammed: ‘Dat doe je niet.’ Aboe Amir: ‘Dat doe ik wel! Jij, Mohammed, hebt in de hanifiya zaken geïntroduceerd die er niet in thuishoren.’ Mohammed: ‘Dat heb ik niet. Ik heb haar puur en wit gebracht.’ Aboe Amir: ‘Moge God de leugenaar laten sterven als een eenzame, dakloze vluchteling!’ Mohammed: ‘Uitstekend! Moge God hem zo belonen!’ Dat wrede lot trof uiteindelijk Aboe Amir, schrijft Ibn Ishaak: ‘Hij ging naar Mekka en toen de gezant [de stad] veroverde, vertrok hij naar [de stad[ Ta’if. Toen Ta’if islamitisch werd, vertrok hij naar Syrië en stierf daar als een eenzame, dakloze vluchteling.’ Merk op dat Mohammed in de pseudo-dialoog simpelweg ontkent dat Aboe Amir een hanief is en de hanifiya kent. Hij betrok het woord hanief uitsluitend op zichzelf, en de enige echte hanifiya was zijn eigen boodschap. Dat blijkt overigens ook uit de Koran, waarin uitsluitend Mohammed en Abraham zo worden aangeduid. Het feit dat de leider van een van de twee stammen, Aus, een hanief was, suggereert dat deze hele stam niet onwelwillend stond tegenover deze overtuiging en dat kan verklaren waarom Mohammed betrekkelijk weinig moeite had om binnen Medina zijn boodschap te verspreiden en de macht te grijpen. Overigens waren de haniefen ongetwijfeld niet zijn voornaamste tegenstanders. Mohammed maakte die tegenstelling waarschijnlijk irrelevant door de Mekkanen en de Joden de oorlog te verklaren. En nadat hij de Joden had verdreven (of vermoord) en de Mekkanen op de knieën had gedwongen, hoefde niemand er nog aan te twijfelen dat deze ‘koning van de Hijaz’ door God werd gesteund. II.

Wat was nu precies die hanifiya? Jammer genoeg zijn er geen ‘hanafitische geschriften’ overgeleverd. De Koran komt misschien nog het dichtst in de buurt, al bevat die natuurlijk de versie van Mohammed. Op grond van de schaarse informatie kunnen we wel gissen naar wat de haniefen verkondigden. Zo meenden ze dus dat de Arabieren ‘terug naar Abraham’ moesten. Dat betekent dat ze dezelfde God moesten vereren als de Joden en de christenen vereerden, maar ze hoefden zich daarbij niets aan te trekken van wat die twee stromingen naderhand van God hadden opgelegd gekregen, of wat ze zelf hadden toegevoegd. Neem de Joodse wetgeving. Het grootste deel van deze wetten dateerde (zo stond in de Bijbel te lezen) van ná Abraham en Ismaël, uit de tijd dat de Joden door de Sinaïwoestijn trokken. Die wetten waren dus alleen bestemd voor de Joden. De nazaten van Ismaël waren daar toen niet bij en hoefden zich daar dus niets van aan te trekken. Voor hen golden slechts de simpele ‘zeven wetten van Noach ‘die God aan Noach had gegeven na de Zondvloed. Wat wél uit de tijd van Abraham dateerde, en dus wél tot de hanifiya behoorde, was de besnijdenis. Wat het christendom betreft: dat was van nóg later datum en de christenen hadden Jezus verheven tot ‘zoon van God’. Maar dat was overduidelijk in strijd met de zeven wetten van Noach. De hanifiya was dus waarschijnlijk een light versie van het Jodendom. En dat was op zich geen originele uitvinding. De Joden waren maar al te vertrouwd met ‘godvrezenden’: mensen die zich aangetrokken voelden tot het jodendom en de joodse erediensten bezochten, maar die terugschrokken voor ingrijpende voorschriften zoals besnijdenis en de spijswetten. De hanifiya accepteerden dat laatste dus waarschijnlijk wél. Tegelijkertijd kleefde aan dat ‘terug naar Abraham’ een groot nadeel. Abraham had tijdens zijn leven verschillende heiligdommen gesticht, om God ter plaatse te kunnen vereren en hem offers te brengen. Geen van deze heiligdommen lag in Arabië. De haniefen konden dus geen éigen’ Arabisch heiligdom aanwijzen. Joden, christenen en Arabieren kwamen regelmatig bijeen bij de ‘Eik van Mamre’, waar Abraham met drie engelen zou hebben gesproken, om gezamenlijk Abraham te vereren, maar die eik stond niét in Arabië. De klacht dat de haniefen niet wisten hoe ze God moesten vereren betekent dus wellicht simpelweg: ze hadden geen Arabisch heiligdom. En was geen plaats om als Arabieren, op Arabische grond, God te vereren. Dat was natuurlijk een groot gemis. En daarmee wordt ook duidelijk wat de Hoems moet hebben bezield. Zij konden wél een Arabisch heiligdom aanwijzen: ‘hun’ Mekka en de Kaäba waren gesticht door Abraham. Dus dáár konden zij God op de juiste wijze vereren. Het was een idee – en er zijn aanwijzingen dat sommige haniefs (vooral binnen Mekka, maar zeker ook ver daarbuiten) de ‘oplossing’ van de Hoems accepteerden. Maar voor anderen was Mekka wellicht te min, te ver. En bovendien: de Kaäba was een stenen kubus en daaraan vast en daaromheen lagen allerlei heilige stenen. Die moest je niet vereren; dat was afgoderij. Mohammed en zijn opvolgers zouden uiteindelijk een einde maken aan de hanifiya-beweging. Er was maar één God, inderdaad, en die werd vereerd op één plaats. In de loop van de jaren 630/700 werden alle heiligdommen, voor wie of wat dan ook, gesloopt. Niet-Arabische Joden en christenen werden onderworpen maar mochten hun geloof behouden. Alle Arabieren, of het nu Joden, christenen of aanhangers van de traditionele goden waren, werden voor de keuze gesteld zich te onderwerpen aan God óf te sterven op het slagveld. Alle haniefen die geweigerd hadden om de Kaäba te erkennen werden ongetwijfeld voor dezelfde keuze gesteld. God had een Arabisch heiligdom: Mekka. Er was letterlijk geen twijfel meer mogelijk.

Marcel HulspasComment