Mohammed, Jezus en de geboorte van Apollo
Een van de meest intrigerende personages in de Koran is… Jezus. Mohammed beschouwde Jezus als een belangrijke profeet, de laatste vóór de komst van Mohammed himself. Maar Mohammed was heel voorzichtig in zijn loftuitingen – of misschien moeten we zeggen: slim selectief. Hij had namelijk zo zijn eigen opvattingen over Jezus.
Mohammed heeft naar alle waarschijnlijkheid het Nieuwe Testament nooit gelezen maar hij heeft ongetwijfeld heel veel verhalen over Jezus gehoord. Dat waren vast vooral hervertellingen van de ons bekende nieuwtestamentische verhalen over wonderen, de kruisiging, de opstanding, et cetera. En toch heeft niets van dat alles heeft zijn weg gevonden naar de Koran. Mohammed kon dat niet gebruiken. Hij verwierp namelijk het idee dat Jezus de zoon van God zou zijn geweest, en vermeed daarom alle verhalen die door de christenen gebruikt werden om dat te ‘bewijzen’. Jezus was volgens hem een ‘gewone’ profeet geweest, zij het een bijzondere omdat hij al als kind Gods Woord kon spreken en God hem toen al wonderen liet verrichten. Zoals vogeltjes maken van klei en deze tot leven wekken. Maar de wonderen van de volwassen Jezus komen in de KOran niet voor; we lezen ook niets over zijn boodschap (volgens de christenen, ook daar moest Mohammed weinig van weten) en Mohammed ontkende dat Jezus aan het kruis was gestorven – de kruisdood was slechts een illusie geweest. (Hij ontleende deze opvatting waarschijnlijk aan ketterse stromingen uit zijn tijd.) Opvallend is ook dat Mohammed geen gebruik heeft gemaakt van het bekende verhaal van de geboorte van Jezus (in een stal, met de engelen). De Koran biedt ons een heel andere versie:
En [Maria] werd zwanger van de jongen en zij zonderde zich met hem af op een afgelegen plek. De weeën deden haar naar de stam van een palmboom gaan. Zij zei: ‘Was ik maar vóór dit moment gestorven en was iedereen mij maar vergeten.’ Toen riep er iemand van onder haar naar haar: ‘Treur niet. Uw Heer heeft al onder u een beekje doen ontstaan. En schud de stam van de palm in uw richting. Hij zal verse, rijpe dadels op u doen neerkomen. (19:22-25)
Een zware bevalling, waarbij Maria steun zocht bij een palmboom, maar na afloop geruststellend werd toegesproken ‘van onder’, door een stem die zorgt voor water en dadels. De pasgeboren Jezus, zo lijkt het. Waar komt dit verhaal vandaan? Het is nauwelijks voorstelbaar dat Mohammed het zelf heeft verzonnen. De Mekkanen verweten hem al dat hij van alles uit zijn duuim zoog, en andere verhalen zoals dat van de vogeltjes en van Jezus’ schijnbare dood aan het kruis heeft hij ook niet verzonnen; die circuleerden toen (rond 600) in christelijke kringen.
We kennen een variant op het palmboon-verhaal uit een andere, oudere, christelijke bron, het apocriefe Evangelie van pseudo-Matteüs. (Dat wil zeggen dat deze tekst toegeschreven is aan de evangelist Matteüs maar duidelijk door een ander geschreven is). De oudst bekende geschreven versie hiervan dateert uit de achtste eeuw maar de tekst is ongetwijfeld veel ouder. Dit Evangelie beschrijft hoe Jozef en Maria na de geboorte van Jezus moeten vluchten voor koning Herodes, om dat die alle pasgeboren jongetjes wil laten doden. Op weg naar Egypte worden ze gevolgd door allerlei wilde dieren. Maar die vormen geen gevaar. De kleine Jezus (die al kan spreken) stelt zijn ouders gerust: ‘Wees niet bang, en beschouw me niet als een kind. Ik ben altijd de perfecte mens geweest en ben dat ook nu. Het moet zo zijn dat alle wilde dieren uit het bos zich tam aan mij tonen.’ Onderweg wil Maria graag wat dadels uit een hoge dadelpalm. Jezus, rustend in haar schoot, beveelt de dadelpalm om zich naar beneden te buigen, zodat zijn moeder kan eten.
Het is een eenvoudige wondervertelling, maar we zien ook verschillende elementen uit de Koranversie opduiken: afzondering/vlucht, de palmboom (als bron van voedsel tijdens de vlucht) en de met gezag pratende, pasgeboren Jezus. Wat ontbreekt is het element van de geboorte.
We kunnen gerust aannemen dat slechts een heel klein deel van alle vrome verhalen die rond werden verteld, bewaard zijn gebleven (zoals in dat Evangelie), dus is het zeker niet uitgesloten dat er een christelijk verhaal heeft bestaan waarin Jezus ook onder die gehoorzame palmboom geboren werd. Een voorloper van de Koranversie zogezegd. Dat is ook helemaal geen vreemd idee want die combinatie palmboom en geboorte was in die tijd heel bekend. Voor de oorsprong daarvan moeten we zo’n 1400 jaar terug in de tijd (van pakweg 600 ná Christus, naar 800 vóór Christus), naar de Hymne voor de god Apollo, van Homerus.
Apollo, moet u weten, werd door Zeus verwekt bij de godin Leto. Maar Zeus’ echtgenoot Hera was daar zó kwaad over dat ze Leto de toegang tot de Olympos ontzegde en haar vervolgens overal achtervolgde, om ervoor te zorgen dat ze dat kind nergens zou kunnen baren. Homeros geeft de volgende samenvatting van deze mythe. Wanner Leto bij het paleis van de goden aanklopt, moet de godin van de geboorte Leto vertellen dat ze niet meer welkom is:
Maar toen ze aankwam bij de woonplaats van de goden, de steile Olympos,
Riep ze direct Eileithia [godin van de geboorte] uit de zaal
Naar de deur, en daar vertelde [Eileithia] haar met gevleugelde woorden
Alles wat de godinnen die op de Olympos wonen haar hadden opgedragen.
Zo overtuigde zij het hart in de borst van de godin.
Daarna vertrokken ze te voet, hun stappen gelijk die van angstige duiven.
Zodra de godin van de geboorte Eileithia voet had gezet op [het eiland] Delos
Grepen de pijnscheuten Leto, die wanhopig verlangde te baren.
Ze sloeg haar armen rond een dadelpalm, viel daar op haar knieën
Op het zachte grasland, en de aarde onder haar glimlachte.
Hij [Apollo] sprong tevoorschijn naar het licht; alle godinnen juichten van vreugde,
De glorieuze Phoibos [de zon, eigenlijk ook Apollo] waste u zuiver en schoon,
In het mooiste water en wikkelde u in de witste gewaden,
Verfijnd, pas geweven, en gaf u een gouden haarband.
(Homeros, Hymne voor Apollo, 109-122)
Iedereen kende deze hymne van de grote Homeros. De Griekse dichter Callimachus (rond 300 v.Chr.) hoefde er in de eerste regels van zijn eigen hymne voor Apollo alleen maar kort naar te verwijzen (net als naar dat andere symbool van Apollo, de zwaan. We lezen hoe Apollo zijn tempeldeuren opengooit:
‘Hoe siddert de lauriertak van Apollo! Hoe siddert het hele heiligdom!
Weg, weg, gij die zondaar zijt! Nu stampt Phoibos op de deur met zijn mooie voet. Ziet gij het niet?
De Delische palm buigt onverwacht neer en de zwaan hoog in de lucht zingt een zoet lied.
Wijk als vanzelf, jullie bouten, en wijk als vanzelf, jullie stangen! De God is niet ver meer.
En gij jongemannen, bereid je voor op zang en dans.
Blijkbaar boog de dadelpalm neer toen Apollo werd geboren. Uit eerbied, wellicht.
Delos, het eiland waar Apollo was geboren, was een van de belangrijkste cultische centra van het oude Griekenland. 900 jaar na Callimachus was het eiland Delos geen bedevaartsoord meer voor Apollo-vereerders want het heidendom was bijna uitgestorven. En de dadelpalm die daar eeuwenlang vereerd werd (‘Hier is Apollo geboren!’) zal zo rond 600 allang zijn omgehakt en verwijderd. Maar de klassieke cultuur was toen nog niet verdwenen en iedereen die een beetje klassiek onderwijs had genoten, kende het verhaal van de geboorte van Apollo.
Daar komt nog iets bij: christenen zagen een diepe verwantschap tussen Jezus en Apollo, die immers beiden goden waren van het licht/de zon én beiden bekend stonden als ‘de goede herder’, beschermers van de kudde. De eerste afbeeldingen van Jezus, vooral te vinden in catacomben, laten een opvallende gelijkenis zien met die van de oude zonnegod. Het is dus zeer goed mogelijk dat er in de eerste christelijke eeuwen een verhaal van de geboorte van Jezus is ontstaan dat gemodelleerd was naar dat van de geboorte van Apollo, dat wil zeggen, met een wanhopige Maria, steun zoekend bij een palmboom. Voor klassiek geschoolde christenen (zeg maar, een deel van de christelijke, ontwikkelde elite) zal een dergelijk geboorteverhaal veel aantrekkelijker, ‘verhevener’, ‘passender’ zijn geweest dan die versie waarin Jezus in een stal werd geboren. En Mohammed heeft deze versie opgepikt. Nogmaals, ik denk niét dat hij dat verhaal heeft verzonnen op basis van pseudo-Mattheus, en ook niet dat hij het verhaal van de geboorte van Apollo kende, en bewerkt heeft. Hij moet dat verhaal van ‘Jezus geboren onder een palmboom’ hebben gehoord en hebben besloten dat deze versie, zonder hemelse engelenkoren, bruikbaar was voor zijn boodschap, dat Jezus een bijzonder kind was – maar niet de zoon van God.