Een schitterende overwinning - of een vernedering?
‘Geen overwinning in de islam is groter geweest dan deze,’ zegt Mohammeds biograaf Ibn Ishaak. Hij heeft het dan over het Verdrag van Hoedaibia. Een vredesverdrag tussen Mohammed en zijn geboortestad Mekka. Dankzij dat verdrag zou Mohammed veel en veel meer volgelingen hebben gekregen. Maar er zit een luchtje aan dat verhaal. Ten eerste is het toch heel merkwaardig dat Mohammed de strijd opgaf. En ten tweede, waarom geeft Ibn Ishaak geen tekst, of zelfs maar een geloofwaardig overzicht van deze voor de islam blijkbaar cruciale overeenkomst? Zijn ‘samenvatting’ van het verdrag stelt niets voor (zoals we zullen zien). Heeft er wel een verdrag bestaan?
Het is duidelijk dat Mohammeds situatie, acht jaar na zijn vlucht naar Medina, redelijk uitzichtloos was. De heilige oorlog tegen de Mekkanen had nog weinig opgeleverd. Mohammed had in eerste instantie een bescheiden overwinning gehaald, in de Slag bij Badr, maar daarna volgde een nederlaag in de Slag bij Oehoed. Daarna zouden de Mekkanen Medina nog een keer hebben belegerd maar ze waren na korte tijd weer vertrokken. (Ze werden verjaagd door een harde, door God gezonden wind, aldus het verhaal.) Mohammed en zijn strijders waren ondertussen heer en meester geworden over hun woonplaats Medina en ze hadden de Joden uit de stad verdreven; ze terroriseerden de regio maar Mekka bleef voor hen verboden gebied, onbereikbaar. Terwijl Mohammed toch gezworen had om terug te keren en ervoor te zorgen dat daar uitsluitend God zou worden vereerd. Dáár draaide het om – maar als we Ibn Ishaak mogen geloven kwam Mohammed op een dag met een opmerkelijk bericht. Hij besloot hij op weg te gaan naar Mekka – als pelgrim:
‘… om het heiligdom van Mekka met een bezoek te eren, zonder oorlogszuchtige bedoelingen.’
Dat is heel merkwaardig. Hij was in oorlog met Mekka, en wel dusdanig dat Mohammeds strijders van God toestemming hadden gekregen om Mekkanen te vermoorden binnen het gewijde gebied rond de stad, en dat zelfs tijdens de heilige maanden. Waren zijn bedoelingen écht vreedzaam? Ibn Ishaak vervolgt:
‘De nomaden uit de omgeving spoorde hij aan om mee te gaan, omdat hij bang was dat de Koeraisj [de Mekkanen] hem met wapengeweld tegemoet zouden treden of hem de toegang tot het heiligdom zouden weigeren.’
Dat laatste zouden ze uiteraard doen – maar de door hem opgetrommelde woestijnbewoners waren gewoon huurlingen, vechtjassen. Dat hij hen meenam, duidt erop dat Mohammed helemaal geen vreedzame bedoelingen had maar op zijn minst wilde dreigen met geweld. Maar verder:
‘Hij nam offerdieren mee en nam de gewijde staat aan voor het bezoek aan het heiligdom…’
We mogen aannemen dat de Mekkanen Mohammeds ‘bekering’ met een flinke schep zout namen.
Mohammed ging op weg naar Mekka. Onderweg stuitte hij op een lid van de stam Ka’b, die hem waarschuwde dat de Mekkanen hem opwachtten, onder leiding van Chalid ibn Walied (een man die later beroemd zou worden als islamitische legerleider). Mohammed zou toen tegenover deze man hebben benadrukt dat hij in vrede kwam (‘De Mekkanen worden door oorlogsgedachten verteerd’) maar hij rukte niet verder op. Hij vroeg of iemand een alternatieve route kende, en die werd hem gewezen, waardoor hij toch stiekem dicht bij Mekka kon komen. Zijn kameel kwam op Gods bevel tot stilstand bij de Moerrar-pas, bij het dal van Hoedaibia. Daar verrichtte de Profeet eerst een wonder (hij liet een bron ontspringen). Vervolgens zou hij een reeks vertegenwoordigers hebben ontvangen die uitgezonden zouden zijn door de Mekkanen. (Over Chalid en zijn leger horen we vanaf dat moment niks meer.)
Eerst verscheen ene Boedail van de stam Choezaa, die hetzelfde te horen kreeg als de man van Ka’b. Daarna kwam een ander (volgens Mohammed ‘een verrader’), die ook hetzelfde te horen kreeg, en daarna wéér een ander, ene Hoelais, ook al geen Mekkaan, met hetzelfde verloop. Daarna kwam ene Oerwa, wiens moeder Mekkaans was en die ruzie zou hebben gemaakt met Mohammeds kameraad Aboe Bakr, maar voor de zoveelste keer wordt gezegd: Mohammed kwam in vrede. En keer op keer waren de Mekkanen niet bereid om Mohammed te geloven. Vervolgens zou Mohammed toen zélf een vertegenwoordiger hebben gestuurd, iemand van Choezaa, maar die werd bijna vermoord. Daarna stuurde hij zijn vertrouweling Oethman. Die werd gevangengenomen en de Mekkanen ‘lieten de Profeet en de moslims weten dat hij ter dood was gebracht’. Daarop liet Mohammed zijn strijders een eed van trouw zweren, ‘de eed onder de boom’ (er is een Koranvers waarin sprake is van een dergelijke eed). Spoedig daarna bleek dat Oethman nog leefde en…. de Mekkanen stuurden nu een man uit eigen stam, Soehail ibn Amr:
‘met de opdracht een vredesverdrag met hem te sluiten, dat slechts inhield dat hij zich voor dat jaar zou terugtrekken. (…) De Profeet zag hem aankomen en dacht: ze willen vrede, anders zouden ze deze man niet sturen. Na langdurige onderhandelingen kwam de zaak rond; het moest alleen nog op schrift worden gesteld. Maar toen sprong Oemar op, liep naar Aboe Bakr en zei: (…) Waarom moeten we onze godsdienst zo laten vernederen?’
Dat laatste is heel interessant. Ibn Ishaak introduceert hier een nieuw thema: velen waren diep teleurgesteld over wat er daar werd afgesproken. Andere mededelingen versterken dat beeld. Maar Mohammed maakte zijn beide strijdmakkers duidelijk dat deze overeenkomst Gods bevel was. Hij gaf een ander, zijn schoonzoon Ali, opdracht de overeenkomst op te schrijven…
Laten we even pas op de plaats maken.
Een paar zaken vallen op. Ten eerste is duidelijk dat Ibn Ishaak vele malen benadrukt dat Mohammed vrede wilde en niet kwam om te strijden. De vraag waaróm hij dat wil, na jaren van heilige oorlog, wordt nergens beantwoord. (De vermelding van nomaden in zijn gevolg doet ook iets anders vermoeden.) We moeten maar geloven dat God het zo heeft gewild. Mohammed wijkt voor een Mekkaans leger, en daarna volgt een oudbakken krijgslist (lokale boer wijst de held een verborgen omweg om de vijand te kunnen benaderen; denk aan Ephialtes en de Slag bij Thermopylae). Daarna komt dat merkwaardige heen-en-weer van niet-Mekkaanse bemiddelaars. Wat was hun opdracht? Waarom zo veel? We lezen er niets over. De reeks is hoogstwaarschijnlijk toegevoegd om duidelijk te maken dat de bepaalde stammen al vroeg aan de kant van Mohammed stonden. Die verdienden een eervolle vermelding.
Dan volgt de missie Oethman, die ook niks opleverde. De anekdote lijkt vooral bedoeld om het volgende (verder niet te dateren of te plaatsen) Koranvers te verklaren:
God had welgevallen in de gelovigen toen zij onder de boom trouw zwoeren aan u. Hij wist wat er in hun hart leefde. Daarom heeft Hij voor Zijn aanwezigheid in hen een woonplaats gemaakt, en Hij stelde aan hen een overwinning in het vooruitzicht, en veel buit, die zij zouden verkrijgen. En God is machtig, wijs. (48:18-19)
Ibn Ishaak verwijst naar dit vers. Bewijst dit vers dat dit alles ‘echt gebeurd’ is. Het probleem is dat het vers spreekt van een overwinning en buit – niet van vrede.
Dan verschijnt de eerste Mekkaanse onderhandelaar, Hoelais. Volgens Ibn Ishaak wilde hij Mohammed buiten de stad houden. Dat was nu juist niet Mohammeds bedoeling. Desondanks sluiten de heren een overeenkomst. We horen niets over de onderhandelingen, over welke kwesties hoe zijn besproken en afgewogen. Plots ligt daar een vredesverdrag voor…. tien jaar!
Laten we verder gaan.
Ibn Ishaak vermeldt dat Mohammed aan Ali de opdracht gaf de overeenkomst op papier te zetten. Daarop ontstond er onenigheid. Mohammed dicteerde: ‘In de naam van God, de barmhartige, de genaderijke…’ Soehail protesteerde: ‘Die ken ik niet’. De tekst werd aangepast. Mohammed omschreef zichzelf vervolgens als de gezant van God. Soehail tekende alweer protest aan, en opnieuw met succes. Alleen Mohammeds vaders naam mag worden vermeld. Daarna vertelt Ibn Ishaak wat Ali zou hebben opgeschreven. Het ‘verdrag’ behelst niet meer dan een paar zinnen:
‘Dit is hetgeen Mohammed ibn Abdallah is overeengekomen met Soehail ibn Amr. Ze zijn overeengekomen tien jaar geen oorlog te voeren, gedurende welke periode beide partijen in veiligheid zullen leven en afzien van vijandelijkheden, op voorwaarde dat iedere Koeraisjiet die zich zonder toestemming van zijn beschermheer naar Mohammed begeeft, aan Koeraisj wordt uitgeleverd, terwijl Koeraisj harerzijds niet verplicht is overlopers van Mohammed uit te leveren. Er zullen tussen ons geen heimelijk voorbehoud, geen diefstal en geen kwade trouw zijn. Het staat ieder vrij een verbond te sluiten met Mohammed of met de Koeraisj.’
Meer krijgen we over het ‘verdrag’ niet te horen. Niet bij Ibn Ishaak en ook niet bij latere auteurs. Er is blijkbaar geen exemplaar van dat cruciale verdrag bewaard gebleven. Als het al heeft bestaan.
Dat geruzie over de opening van deze tekst zal de lezers van Ibn Ishaak overigens bekend zijn. Het gaat hier om een klassiek diplomatiek probleem, dat in de dagen van Ibn Ishaak weer actueel was geworden: hoe communiceer je met ongelovige heersers? Hoe spreek je je tegenstander aan zonder hem of je eigen God te beledigen, en hoe vermeldt je je God en je geloof, zonder dat de tegenpartij daar aanstoot aan neemt? Dit probleem kwam ongetwijfeld al naar voren rond 690, toen kalief Abd al-Malik een wapenstilstand sloot met de Byzantijnen. Ten tijde van Ibn Ishaak, dat wil zeggen onder het bewind van kalief al-Mansoer (754-775), was er sprake van geregelde diplomatieke contacten tussen beide aartsvijanden. Het kan niet anders of de heersers én hun adviseurs worstelden geregeld met bovenstaand probleem. Ibn Ishaak suggereert dus dat Mohammed en Soehail dezelfde moeilijke gesprekken voerden – het lijken dus ‘net échte’ onderhandelingen. Soehail wordt daarbij als een botte hond afgeschilderd, terwijl Mohammed keer op keer bereid was water bij de wijn te doen. Het diplomatieke twistgesprek is dus eigenlijk een herhaling van het thema ‘Mohammed wilde vrede’.
En dan het verdrag zelf. Wat Ibn Ishaak daarover vertelt, is in de verste verte geen overeenkomst na acht jaar bloedige strijd, waarbij gemoord en geplunderd werd, waarbij gijzelaars werden gemaakt en het handelsverkeer en de pelgrimage naar Mekka grondig was verstoord. Er moest van alles uitgewisseld, en menigeen eiste wraak of op zijn minst een forse financiële compensatie. De lijst van te bespreken onderwerpen zou heel lang moeten zijn – maar we lezen niets daarvan. En wat Ibn Ishaak wél over het verdrag vertelt, klinkt volstrekt ongeloofwaardig.
Zijn summiere mededeling bestaat uit drie onderdelen:
- Tien jaar vrede.
- Een asymmetrische afspraak (ongunstig voor Mohammed) over de behandeling van overlopers.
- Toestemming om met anderen verdragen te sluiten.
Nu vermeldde Ibn Ishaak dat Soehail was gekomen met de opdracht een verdrag te sluiten ‘dat slechts inhield dat [Mohammed] zich voor dat jaar zou terugtrekken.’ Ibn Ishaak wekt dus alwéér de indruk dat Mohammed veel vredelievender was dan de Mekkanen. Tegelijkertijd lezen we niets over toegang tot Mekka of over de hervorming die Mohammed wilde doorvoeren. Eigenlijk komt dot ultrakorte verdrag erop neer dat Mohammed afzag van Gods opdracht.[1]
Ook die vorstelijke ‘tien jaar’ vrede lijkt dus verzonnen om de vredelievendheid van Mohammed te tonen. Dan de asymmetrische afspraak. Mohammed moest overlopers uitleveren; Mekka hoefde dat niet. Toegegeven, dat is een inhoudelijke afspraak. De enige. Het is denkbaar dat dit het enige inhoudelijke punt is dat onthouden is, maar dat is natuurlijk héél onwaarschijnlijk. Een cruciaal moment, vele belangrijk getuigen – en dan zou dit het enige zijn?
Ibn Ishaak suggereert dat deze afspraak de reden was waarom Oemar de overeenkomst een vernedering noemde (naast, wellicht, het geruzie over titels). Mohammed toonde daarmee opnieuw zijn verlangen naar vrede, en zijn bereidheid om de Mekkanen tegemoet te komen. Dat wordt direct daarna onderstreept door een korte anekdote volgt waarin Soehail eiste dat Mohammed zijn (overgelopen) zoon aan hem zou uitleveren, en Mohammed deed dat direct. Het heeft er dus alles van we dat dat ‘inhoudelijke’, eenzame punt twee ook weer geen andere functie heeft dan aantonen hoe ver Mohammed bereid was te gaan in zijn verlangen naar vrede.
Dat neemt niet weg dat er na de confrontatie inderdaad sprake lijkt te zijn geweest van grote teleurstelling. Ibn Ishaak schrijft:
‘Nu waren de gezellen van de Profeet uitgetrokken in de stellige overtuiging Mekka te zullen veroveren, vanwege een droom die Mohammed had gehad. Toen zij echter merkten dat er vrede gesloten was, dat ze zich zouden terugtrekken en dat de Profeet zich nog tot andere dingen had verplicht, werden zij mismoedig, bijna ten dode toe.’
Blijkbaar had Mohamed hen bij vertrek toch iets heel anders verteld….
Dan punt nummer drie: ‘Er zullen tussen ons geen heimelijk voorbehoud, geen diefstal en geen kwade trouw zijn. Het staat ieder vrij een verbond te sluiten met Mohammed of met de Koeraisj.’ Dat alles is een open deur. De partijen hebben dus vrede gesloten. Daarna mag ieder ander uiteraard overeenkomsten sluiten met Mohammed of Mekka. Waarom staat dit hier? Dat is niet moeilijk te verklaren. Daarvoor moeten we naar het eindoordeel van Ibn Ishaak over dit ‘Verdrag van Hoedaibia’. Hij citeert daarin (het is onduidelijk voor hoe lang) een oudere bron, de auteur Az-Zoehri (gest. 742):
‘Az-Zhoeri zegt: Geen overwinning in de islam is groter geweest dan deze. Hiervoor was er voortdurend gevochten, maar toen de wapenstilstand een feit was en de oorlog afgezworen, toen de mensen in veiligheid konden leven en elkaar ontmoeten en hun twisten met woorden konden afdoen, kon er geen verstandig mens meer over de islam praten zonder zich er ook toe te bekeren. In de daaropvolgende twee jaren werden net zo veel mensen moslim als er daarvoor waren, of zelfs meer.’
Volgens Ibn Ishaak (Az-Zoehri?) leidde het verdrag dus tot veiligheid en rust, en groeide daardoor het aantal volgelingen van Mohammed sterk. Volgens Az-Zoehri was ‘geen overwinning groter geweest’. Dat was in die tijd, waarin de jihad tegen de ongelovigen alom werd verheerlijkt, een zeer gewaagde uitspraak. Maar los daarvan: die derde, loze bepaling van het ‘Verdrag’ is dus niks anders dan een aankondiging van wat (volgens Ibn Ishaak) het gevolg was van de overeenkomst. Het verdrag stelde dat iedereen zich ‘mocht’ aansluiten bij Mohammed, en volgens hem gebeurde dat ook. En zo zou de islam overwinnen.
Was dat trouwens écht zo? Konden de mensen na de confrontatie met Mekka ‘in veiligheid leven’? Het is maar wat je veilig noemt. Kort na Hoedaibia trok Mohammed noordwaarts, en verwoestte hij de stad Chaibar. De mannen werden gedood, de immense buit werd onder de veroveraars verdeeld, en de resterende Joodse inwoners van de stad werden tot slaven gemaakt. Ze moesten werken voor Mohammed en zijn strijders, of ze werden verkocht. Met andere woorden, met deze gruweldaad liet Mohammed zien wat hij zou doen met verstokte ongelovigen. En kort daarna stuurde hij zijn strijders en huurlingen weer zuidwaarts, naar Mekka. Dit keer gaf de stad zich gewonnen. Niks in alle rust discussiëren en in veiligheid leven.
Het wordt tijd om een paar conclusies te trekken.
Natuurlijk mag iedereen geloven wat hij of zij wil. Je mag geloven dat Mohammed als pelgrim Mekka wilde bezoeken, tegengehouden werd en een verdrag sloot, waarna velen voor hem kozen. Maar het verhaal zoals verteld door Ibn Ishaak kan mij niet overtuigen. Hij doet zijn uiterste best om er iets moois van te maken, bijvoorbeeld door de ‘realistische’ anekdote waarin gesteggeld wordt over titels, maar een cruciaal onderdeel ontbreekt: het verdrag zélf. Hij heeft geen verdragstekst en de ‘samenvatting’ die hij geeft, is volstrekt onzinnig. Dat betekent dat Ibn Ishaak in zijn ongetwijfeld uitgebreide onderzoek dat ten grondslag ligt aan zijn biografie, niets over dat verdrag ontdekt heeft, of te horen heeft gekregen.
Volgens mij heeft er nooit een ‘verdrag van Hoedaibia’ bestaan. Het is een mythe om een compleet ander verhaal te maskeren. Mohammed deed wel degelijk een poging om Mekka met geweld op de knieën te dwingen, maar deinsde op het laatste moment terug. Dat moet voor zijn strijders, die hoopten op een grote buit, een grote teleurstelling zijn geweest. (Gelukkig maakte de overval op Chaibar veel goed.) Die mislukte aanval was uiteraard een lastig verhaal om door te vertellen. Daarom is er in de loop der tijd een fraaiere versie van de gebeurtenissen ontstaan. Een versie waarin Mohammed niks geen kwaads in de zin had en alleen maar als pelgrim de stad wilde betreden. Waarin hij volkomen ten onrechte tegengehouden werd, waarna deze vredelievende Profeet bereid was om een overeenkomst te sluiten die uiteindelijk tot de overwinning leidde. Maar het ‘Verdrag van Hoedaibia’, die schitterende overwinning van de islam, heeft volgens mij dus nooit bestaan.
Maar laten we de achterliggende boodschap van Az-Zoehri vooral niet vergeten: vrede is beter dan oorlog.
Citaten zij ontleend aan Ibn Ishaak, Het leven van Mohammed, vertaling Wim Raven (Bulaaq, 2000)
[1] Het wordt nog gekker. Nadat het verdrag op papier is gezet, gebeurde het volgende: de mannen van [de stam] Bakr sloten zich bij Koeraisj aan en zeiden: “U moet zich voor dit jaar terugtrekken en Mekka niet binnengaan tegen onze wil. Volgend jaar geven wij u vrije doortocht..” De stam Bakr (een geduchte vijand van Mohammed) duikt hier plotseling op en is blijkbaar in staat was om het resultaat van ‘langdurige onderhandelingen’ van tafel te vegen. Het is duidelijk dat de stam Bakr hier naar voren wordt geschoven als de kwaaie pier die Mohammed de toegang tot Mekka zou hebben geweigerd. Hoe? Ibn Ishaak legt het niet uit.