Jihad tot in het hart van Europa

Ze kwamen van over zee, aldus de kroniekschrijver Liutprand van Cremona. Zo’n twintig Arabieren, schrijft hij, waren geland op de kust van Zuid-Frankrijk, niet ver van het huidige St. Tropez. Daarna rukten ze op, het binnenland in, en veroverden ze het dorp Freinet en het fort nabijgelegen fort dat de oude naam Fraxinetum droeg. Dat was in het jaar des Heren 887. En niemand hield ze tegen. Spoedig ging in de Arabische wereld het verhaal rond over een rijk gebied, veroverd op de ongelovige Franken. En er landden nog veel meer Arabische strijders op de Franse kust, uit Spanje, Sicilië en Noord-Afrika. Zo rond 900 beheersten ze de hele Provence, van de Rhône in het westen tot aan de Alpen in het oosten, en noordwaarts tot aan het Meer van Genéve. Ze controleerden de alpenpassen, en organiseerden gewapende overvallen diep in Europa. Een expansieve islamitische staat in het hart van Europa.

De islamitische staat Fraxinetum is een van de grote onbekenden in de Europese geschiedenis. Ze past gewoon niet in ons historische plaatje. moslimlegers in Europa? Natuurlijk, zo omstreeks 710/720 waren Arabische legers de Middellandse Zee overgestoken en hadden het Visigotische, christelijke Hispania veroverd. Dezelfde Arabieren waren daarna verder noordwaarts opgedrongen; ze hadden grote gebieden veroverd ten noorden van de Pyreneeën. Maar hun opmars werd in 732 gestuit door de Frankische koning Karel Martel, in de Slag bij Poitiers. Daarna waren ze steeds verder teruggedrongen. In 759 veroverde Pepijn het laatste grote bolwerk van de Arabieren ten noorden van de Pyreneeën, Narbonne. Zijn zoon Karel de Grote stak daarna de Pyreneeën over en schiep daar een zwaar versterkte ‘bufferprovincie’, de Spaanse Mark. En dat was het einde. Of toch niet? Nee dus. Zeventig jaar na de dood van Karel waren de Arabieren heer en meester in het rijkste deel van Zuid-Frankrijk.

I.

In de christelijke bronnen wordt Fraxinetum steevast afgeschilderd als een land van piraten die zich ontpopten tot plunderaars. Dat laatste waren ze ongetwijfeld – maar dan buiten de (vage) grenzen van Fraxinetum. Diezelfde bronnen beweren dat ze de regio veranderd hadden in één grote woestenij. Dat laatste is onwaarschijnlijk. De schaarse Arabische bronnen over Fraxinetum maken melding van allerlei commerciële contacten met vele Arabische steden aan de Middellandse Zee. Fraxinetum wordt in die bronnen aangeduid als Jabal al-Qilaal, de ‘berg van hout’, naar het voornaamste exportproduct. Maar dat neemt niet weg dat de strijders die zich daar vestigden toch vooral geïnteresseerd waren in buit, en het verdrijven van de ongelovigen. Ze beschouwden zichzelf ongetwijfeld als de opvolgers van de grote veroveraars, van de metgezellen van de profeet die twee eeuwen eerder vanuit Mekka de beschaafde wereld hadden veroverd.

Fraxinetum kende geen echt bestuur; het was een echte ‘grensstaat’, een begin, een gebied op de grens van de daar al-islam, het ‘land van de islam’, en de daar al-harb, het ‘land van de oorlog’, het land van de ongelovigen. Op de strijders rustte de plicht tot het voeren van de jihad, de heilige oorlog, tegen de ongelovigen. En dus trokken ze er geregeld op uit. Noordwaarts door het de Rhônedal, westwaarts naar rijke steden als Arles en Toulouse, en oostwaarts, over de Alpenpassen, richting de Ligurische kuststeden en de Povlakte. En dan noordwaarts tot diep in Zwitserland. In 906 bedreigen de Arabieren uit Fraximetum de stad Acqui Terme, ten noordwesten van Genua, en verschenen ze ook bij het klooster van Novalesa, in de Alpen, niet ver van Turijn. Zelfs het beroemde klooster van Sankt Gallen zou ooit door de Arabieren zijn aangevallen. En dat ligt niet ver van het Bodenmeer in Noord-Zwitserland. Ze konden heel lang overal straffeloos toeslaan, zo lijkt het.

II.

Karel de Grote (reg. 768-814) had veel te stellen gehad met invallen. Over land, en dan vooral door de Hongaren, maar ook invallen vanuit zee. Bij dat laatste ging het niet alleen om de Noormannen, die de Britse eilanden en de kusten in het noordwesten teisterden, maar ook om Arabieren aan de kusten van de Middellandse zee. Die Arabieren worden in christelijke bronnen worden vaak aangeduid als piraten, maar de werkelijkheid was complexer. De Noormannen én de Arabieren waren niet alleen uit op buit. Ze vestigden zich ook in veroverd land. In het geval van de Noormannen leidde dat op de lagere termijn tot een zekere normalisering van betrekkingen met omringende grootmachten; in het geval van de Arabieren in Europa lag dat anders. Ook zij veroverden gebied, maar daarbuiten lag altijd het ‘land van de oorlog’.

Karel de Grote zette in noord en zuid een uitgebreid verdedigingssysteem op, dat de kustbewoners een zekere bescherming bood. Na zijn dood echter werd zijn rijk opgedeeld, en daarna viel het steeds verder uit elkaar, waardoor dat systeem ernstig in verval raakte. De Noormannen kregen daardoor in de negende eeuw weer vrij spel. De Arabieren hadden ook weer toe kunnen slaan, maar in plaats daarvan nam het aantal overvallen juist af. Dat kwam door interne Arabische problemen.

In 818 kreeg emir Al-Hakam I (799-822) te maken met een opstand in zijn hoofdstad Cordoba, die gesteund werd vanuit de half-autonome Arabische kuststeden Valencia en Tortona. Steden die een groot aandeel hadden in de rooftochten langs de Frankische kusten. Al-Hakam liet de opstand bloedig neerslaan, en duizenden sloegen op de vlucht, over zee. Een deel zocht zijn heil in Marokko, een deel reisde helemaal naar Alexandrië. Het moeten vechtersbazen zijn geweest want eenmaal daar slaagden ze erin om de macht in de stad te grijpen. Daar was de kalief in Bagdad echter niet van gediend. Hij stuurde een leger. De Hispanische moslims werden opnieuw verjaagd en dit keer vertrokken ze naar Kreta, dat ze veroverden op de Byzantijnen. Van daar uit maakten ze al snel de Egeïsche Zee onveilig. De Byzantijnen kregen het heel moeilijk. Vanwege die permanente Arabische dreiging waren ze bijvoorbeeld niet in staat om hun provincie Sicilië te hulp te schieten toen de emir van Tunis in 827 zijn leger daarnaartoe stuurde, en Sicilië veroverde. Dat laatste was niet alleen een klap voor de Byzantijnen, maar ook voor de paus in Rome, die uitgebreide bezittingen had op het eiland.

Maar er is meer. Niet alleen de Byzantijnse keizer en de paus hadden last van de Hispanische/Kretenzische Arabieren. De Arabieren waren ook geïnteresseerd in de handel in de Adriatische Zee, die voornamelijk een zaak was van de onafhankelijke stadstaat Venetië. Om daar greep op te krijgen, veroverden ze rond 838 de Adriatische kuststeden Brindisi en Tarente. In datzelfde jaar versloegen de Arabieren de Venetianen in een zeeslag bij Tarente. Negen jaar later veroverden ze de stad Bari. Van daar uit drongen ze Midden-Italië binnen. In 882 vestigden de Arabieren zich aan de oevers van de rivier de Gargliano, dicht bij de westkust, halverwege tussen Rome en Napels.

III.

Zo ontstonden pakweg tegelijkertijd twee gevaarlijke islamitische ‘grensstaten’, een in Midden-Italië en een in Zuid-Frankrijk (na de landing bij Freinet, in 887) die beide uitvalsbases werden voor aanvallen in alle richtingen. Vanuit Midden-Italië werden steden als Venetië en Rome aangevallen (Venetië werd geplunderd in 875). Die dreiging bleef bestaan totdat opeenvolgende coalities van Italiaanse legertjes de kuststeden heroverden en er uiteindelijk in 915 in slaagden om de Arabieren ook uit het dal van de Gargliano te verdrijven. De grotere en sterkere grensstaat Fraxinetum hield het zestig jaar langer vol.

Het begin van het einde, waarschijnlijk, was de toenadering tussen emir Abdurrahman III van Cordoba en keizer Otto I (936-973; het Ottoonse keizerrijk – van groot belang maar er is geen Nederlands boek over te vinden.) Otto werd uiteraard gealarmeerd door de Arabische invallen in Zwitserland en het Rijndal. Hij begreep donders goed dat Fraxinetum afhankelijk was van het emiraat van Cordoba, zeker waar het de toestroom van ‘verse’ krijgers betrof. En hij zocht daarom toenadering. De heersers sloten een handelsverdrag en als onderdeel daarvan (of als gevolg daarvan) verminderde de emir zijn steun voor Fraxinetum. Maar de strijders van die staat vormden daarna nog steeds een groot gevaar. In 935 werkten ze mee aan een verwoestende aanval van Arabische ‘piraten’ (waarschijnlijk uit Sicilië en Noord-Afrika) op de havenstad Genua. Die aanval leidde tot een tegenaanval vijf jaar later, van Hugo van Provence (op dat moment een lege titel, maar hij was koning van Italië), samen met de Byzantijnse vloot, op de belangrijkste haven van Fraxinetum, Fréjus. Maar de staat zélf ontsnapte aan de ondergang. Net op het moment dat Hugo de finale klap kon uitdelen, dreigde een andere edelman, Berengar van Ivrea, met een aanval vanuit Tirol, in een poging om Hugo van de Italiaanse troon te stoten. Hugo sloot bliksemsnel vrede met Fraxinetum en keerde zich tegen Berengar. De Arabieren behielden zo hun greep op de Alpenpassen, waar ze doorgingen met het uitschudden (of zelfs vermoorden) van passerende pelgrims. (Ze zouden er honderden hebben gedood.) De hele christelijke wereld sprak schande van Hugo’s verraad aan Gods zaak.

Fraxinetum overleefde de oorlog dus maar nét, en kreeg veertien jaar later, in 954, een tweede klap te verduren. Een groot leger dat plunderend door Noord-Italië trok, stuitte daar ergens op een ander plunderend leger, dat van de Hongaren. (Arabieren uit Frankrijk in een veldslag tegen Hongaren, ergens in Italië – het is echt gebeurd.) We weten niet wie de slag heeft gewonnen, maar volgens de kronieken spoedde Conrad van Bourgondië zich met zijn mannen naar het slagveld en vernietigde na afloop de restanten van beide legers. Voor de Hongaren was deze nederlaag zo’n beetje einde oefening. Het jaar daarop werden ze vernietigend verslagen door Otto I in de Slag op het Lechveld. En Fraxinetum?

In 972 kregen ze op een van de alpenpassen een dikke vis te pakken: abt Maiolus van Cluny. De abt werd toentertijd zeer vereerd, en de Arabieren wisten een hoge losprijs te bedingen. Maar Maiolus liet het er niet bij zitten. Eenmaal op vrije voeten riep hij de hoogste edelen van Europa op om een christelijk leger te formeren dat een einde moest maken aan die schandelijke, goddeloze staat Fraxinetum. Dat leger, een soort voorloper op de Kruistochten, kwam onder leiding van graaf Guillaume I van Provence. Guillaume wist de Arabieren (die het inmiddels dus zonder enige steun uit Cordoba moesten stellen) vernietigend te verslaan in de Slag bij Tourtour. Nog datzelfde jaar viel ook het fort van Fraxinetum in zijn handen. Zo kwam er dan eindelijk in 972, 240 jaar na Poitiers, een definitief einde aan de aanwezigheid van Arabieren in Frankrijk.

Er is niet veel dat nog herinnerd aan Fraxinetum. Er zijn geen steden gesticht, of grote bouwwerken neergezet. Hier en daar zijn Arabische werktuigen teruggevonden of is er een naam die naar ‘Moren’ of ‘Saracenen’ verwijst. De strijders zijn verdwenen, vrijwel zonder sporen achter te laten. Maar ooit brachten ze de jihad tot in het hart van Europa.

 

 

 

 

Marcel HulspasComment