Hoe bekeer je een extremist?

Hoe bekeer je een terrorist?

Waarom radicaliseren mensen? De vraag stellen verraadt de tijdgeest. Radicaal zijn is niet netjes. Een eeuw geleden was het overgrote deel der protestanten én katholieken ‘radicaal’, in die zin dat men andersdenkenden beschouwde als verdorven aanhangers van het Kwaad. Toen was men tolerant in de kilste betekenis van dat woord. Hetzelfde gold voor een fors deel van de socialisten. En na de Eerste Wereldoorlog ontstond er ook nog een even radicaal nationalistisch rechts. Maar tegenwoordig is radicaal zijn een afwijking. Iets dat om een wetenschappelijke verklaring vraagt. En daarnaast (ook dát is de tijdgeest) om een wetenschappelijke aanpak, een therapie: ‘deradicalisering’.

Dat die vraag opduikt, komt natuurlijk door het huidige ‘moslimterrorisme’. De Utrechtse hoogleraar sociale psychologie Kees van den Bos gebruikt dat woord zonder aarzelen. Maar verder is zijn boek ‘Waarom mensen radicaliseren’ heel wetenschappelijk. Hij citeert veel onderzoekjes dus, waarvan de meeste weinig om het lijf hebben, vrees ik. Mensen met een zwak gevoel voor eigenwaarde gaan ‘verschillende vormen van defensief gedrag vertonen’ om hun gevoel voor eigenwaarde te beschermen, lezen we bijvoorbeeld op pagina 201. Lijkt me een open deur. Maar daarbij zet hij dan toch voetnoot 68. En dan lezen we bij ‘68’ achterin het boek: ‘Pyszczynski e.a. (2004a)’. En zo gaat het maar door. Maar, beste academische auteurs en uitgevers: een boek wordt er niet beter op wanneer het op een vakpublicatie lijkt.

Nu zou ik verder kunnen ingaan op de afkeer van academici om een ‘populair’ boek te schrijven. Want dat telt niet als publicatie. Daar kijken collega’s op neer. Dat is een zeer betreurenswaardige toestand. Vooral omdat schrijven voor een breed publiek de wetenschapper dwingt om zijn kleine schuttersputje te verlaten en het landschap te overzien. Heel verfrissend kan dat zijn. Maar daar gaat het me nu niet om. En ik wil het ook niet hebben over het feit dat dit boek met gemak half zo dun had kunnen zijn, dus 200 in plaats van bijna 400 pagina’s. De helft van ‘Waarom…’ bestaat uit herhalingen, aankondigingen van wat komen gaat, samenvattingen van wat geweest is, overzichtjes van wat nog gezegd zal worden, et cetera. De lezer die stug doorzet, raakt hierdoor gemakkelijk in een soort trance, net als bij het lezen van het Bijbelboek Numeri, of van de Koran.

Op de voorkant lees ik dat onze nationale terrorismedeskundige Beatrice de Graaf van dit boek ‘genoten’ heeft. Ik kan het haar niet nazeggen. Daar versta ik toch écht wat anders onder. Dus bij deze nóg een oproep: beste auteurs, beste uitgevers, in deze tijden van bliksemsnel digitaal vermaak is het van het hoogste belang dat een boek een stevig tempo heeft. Een boek moet over een onderwerp gaan en niet voortdurend babbelen over wat de lezer gelezen heeft of nog zal lezen. Dodelijk saai is dat. Maar ik wil het over de inhoud hebben.

Hoe wordt je een terrorist? In de Amerikaanse literatuur domineert wat je zou kunnen noemen het medische model: terroristen zijn gestoord, het zijn gekken. Hier in Europa wordt de discussie gedomineerd door twee inzichten: het komt door de omgeving of het komt door de islam. De wezenlijke oorzaak, aldus de eerste hypothese, is discriminatie, of een scherp ervaren van onrecht. Dat maakt woedend. En elk beroep op de islam, of een of andere versie van de islam, is slechts een excuus, een dekmantel om die frustratie te rechtvaardigen. De impliciete boodschap achter deze hypothese is dat de islam ‘eigenlijk’ een vreedzame religie is.

De tweede hypothese stelt dat de islam wel degelijk een stimulerende factor is. Zij roept de gelovigen immers op tot de jihad, de verdediging van hun geloof, in woord en daad. En die tweede interpretatie van jihad leidt tot extremisme en terrorisme. De eerste hypothese heeft meer academische credits, terwijl de tweede (‘het is de islam, stupid!’) vooral populair is in rechtse kring. Wat op zich niets zegt. In feite is dit een kip-of-ei discussie. Radicalisering komt voort uit een mix van karakter, de omgeving (dichtbij en veraf), persoonlijke ervaring en confrontaties met vormen van geloven.

Sociaal psycholoog Van den Bos is een aanhanger van de eerste hypothese. Maar hij gaat in zijn boek niet in op concrete discriminatie; hij heeft het nadrukkelijk over het gevoel onrechtvaardig behandeld te worden. Ondanks alle individuele variatie ligt dáár, volgens hem, de voornaamste oorzaak (p.18):

‘Dit boek gaat over gevoelens van onrechtvaardigheid die te maken hebben met het radicaliseringsproces. Deze waargenomen onrechtvaardigheid vormt het centrale thema van het boek. (…) Wat als oneerlijk wordt beschouwd is voor elke persoon verschillend, maar omdat mensen er oprecht van overtuigd zijn dat deze waarnemingen op waarheid berusten, hebben ze doorgaans ook reële gevolgen en kunnen ze een belangrijke voedingsbodem vormen voor radicale opvattingen en extremistische en terroristische daden. Daarom moet in het onderzoek naar radicalisering steeds opnieuw en preciezer worden gekeken naar hoe waargenomen onrechtvaardigheid ontstaat en welke psychologische processen en potentiele denkfouten van invloed zijn op deze waarneming.’

En drie pagina’s verder:

‘Deze ervaringen [van onrecht] kunnen heel reëel zijn voor mensen, en in combinatie met een gevoel van frustratie en deprivatie kunnen ze cruciale factoren zijn die radicalisering versterken. Dat geldt vooral wanneer mensen niet in staat zijn of bereid zijn om hun egocentrische impulsen te corrigeren, zich onzeker voelen en in onzekere omstandigheden verkeren.’

Die nadruk op (gevoeld) onrecht is in elk geval dapper. Van den Bos citeert verschillende teksten van (ex-) terroristen en neemt de daaruit opklinkende verontwaardiging over het onrecht dat moslims is aangedaan in elk geval serieus. Dat wil zeggen, hij spreekt over gevoeld onrecht. Of discriminatie van moslims op de arbeidsmarkt, of het Amerikaanse optreden in Irak (om maar twee voorbeelden te geven) écht onrecht zijn, daarover laat hij zich niet uit. Onrecht is een gevoel, en een gevoel kun je aanpakken.

Het voordeel van dit boek is dat alles vele malen verteld wordt, zodat we de kern van Van den Bos’ visie op deradicaliseren al snel aantreffen. Die visie is even helder als simpel: als radicalisering wordt veroorzaakt door het voelen van onrechtvaardigheid, nou, dan moeten de slachtoffers bij wijze van therapie rechtvaardigheid voelen (p.27):

‘Het behoeft geen betoog dat het voorkomen en bestrijden van radicalisering een grote uitdaging is. Toch is het mogelijk, wanneer we de inzichten uit de psychologie van waargenomen rechtvaardigheid uit dit boek combineren met een drietal andere inzichten en factoren. Ten eerste met het klassieke ideaal van de wetenschappelijke Verlichting, dat staat voor de toepassing van kritisch rationalisme op de problemen van de beschaving. Ten tweede met moderne inzichten over de kracht van bewust, weloverwogen denken. En ten slotte met de coöperatieve instelling van veel mensen. Verder is mensen stimuleren om in te stemmen met democratische waarden een van de beste preventieve maatregelen. Dat kan door te zorgen voor een eerlijke en rechtvaardige behandeling in interacties waarin zowel respect als aanvaarding van verantwoordelijkheid vooropstaan. Op basis van deze inzichten wordt in dit boek de stelling geponeerd en onderbouwd dat gevoelens van onrechtvaardigheid ontluikende radicalisering kunnen aanwakkeren, terwijl gevoelens van rechtvaardigheid radicalisering kunnen voorkomen of verminderen.’

De daaropvolgende 373 pagina’s voegen hier niets essentieels aan toe. Je moet de extremist gewoon respectvol behandelen, en dat aangevuld met een lesje kritisch nadenken en burgerschap. Dat zal hem (meestal toch ‘hem’) van zijn extremisme ‘genezen’. Het komt eigenlijk neer op een poging tot bekering tot westerse normen en waarden. Daar is niks mis mee, met zo’n dappere poging, maar misschien is het wat te hoog gegrepen. Misschien moeten anti-terrorisme-denkers als Van den Bos hun westerse bril even afzetten, evenals ook hun streven om alles en iedereen in de brave burgerlijke mal te persen. Misschien is het verstandiger te mikken op een minder radicale transformatie. Ik bedoel, een mens mag van mij best geloven dat de Verlichting een heilloze zaak was, en dat  wetenschap alleen maar ellende brengt. Hij mag ook best geloven dat God bestaat en dat Hij ons de Koran heeft gezonden. En dat moslims gediscrimineerd worden, dat hoeven we niet ‘wetenschappelijk’ opzij te zetten als een subjectief ‘gevoel’. Waar het om gaat is dat de extremist uit dit alles niet mag afleiden dat andersdenkenden de dood verdienen. Dáár ligt een grens. Wat je ook denkt, zó gaan we niet met elkaar om. De vraag is natuurlijk of ongelovigen als Van den Bos de aangewezen personen zijn om hem deze weg te tonen.

En de islam, de gevaarlijke varianten van de islam? Zijn die geen oorzaak? Die hypothese zegt Van den Bos blijkbaar niks. Om een voorbeeld te geven: het fraaie, controversiële onderzoek van Ruud Koopmans naar fundamentalisme wordt in dit boek nergens genoemd. (Koopmans ontbreekt in de noten/literatuur.) Terwijl over de rol van de islam zeeën aan inkt zijn verspild, komt zij maar één keer concreet ter sprake (voor zover ik kon vinden) en wel op pagina 189, waar Van den Bos een artikel citeert/samenvat van ene W.M. Gawthrop. Dat is een docent aan de minuscule Walden University in Minnesota. Het artikel verscheen acht jaar geleden, in het vakblaadje Small Wars Journal (!). Van den Bos opent de passage met:

‘Dogmatisch denken komt ook veel voor onder moslimterroristen. Volgens Gawthrop vormen de waarden en thema’s uit de Koran en de Hadith de dogmatische basis voor de jihad en voor aanslagen door martelaren die gepleegd in de soennitische traditie van de islam. Gawthrop stelt dat het uiteindelijke doel van de islamitische dogmatische leer is om andere religies en ideologieën te domineren. (…) Gawthrop betoogt dat er steeds nieuwe generaties van gelovigen zullen opstaan die zich aangetrokken voelen tot dogmatische interpretaties van de soennitische islam omdat de soennitische islam geen matigheid betracht in hoe sterk het wereldbeeld wordt aangehangen.’

Van den Bos geeft daarop het volgende commentaar:

‘De redenering van Gawthrop is niet onomstreden. Dit komt deels doordat de rol van religie bij dogmatisch denken en extremistisch gedrag niet volkomen duidelijk is. Kossowska, Czernawitcz-Kukuczka en Sekerdej opperen bijvoorbeeld dat zowel een sterk geloof in God (religieuze orthodoxie) als de dogmatische overtuiging dat God niet bestaat (dogmatisch atheïsme) kunnen functioneren als cognitieve reacties op onzekerheid. Deze auteurs betogen ook dat [beide groepen] evenzeer geneigd zijn tot intolerantie en vooroordelen.’

Dus die obscure Gawthrop schrijft dat ‘nieuwe generaties’ een dogmatische interpretatie van de islam zullen omarmen (is dat nieuws?) en dat in het soennisme geen bezwaar wordt gemaakt tegen extremisme (o ja?). Maar, aldus Van de Bos, dit is ‘niet onomstreden’ want de rol van religie is ‘niet volkomen duidelijk’ (goh) en om dat dyuidelijk te maken noemt hij drie onderzoekers met fraaie Oost-Europese die ‘opperen’ dat fanatieke atheïsten ook intolerant kunnen zijn.

Einde verhaal. Van dit soort gezwalk kan ik niet genieten. Klein puntje nog. Vlak vóór bovenstaand citaat, ook op pagina 189, schrijft Van den Bos:

‘Ik wijs er opnieuw op dat het idee dat zowel links- als rechts-extremisten een rigide manier van denken en dogmatische intolerantie vertonen slechts gedeeltelijk in onderzoek is bevestigd.’

Maar het citaat opent dus met:

‘Dogmatisch denken komt ook veel voor onder moslimterroristen.’

En hij besluit de passage over Gawthrop met:

‘Hier merk ik op dat rigide en dogmatisch denken een prominente plaats inneemt in recht-  en links-extremisme en in moslimextremisme.’

Van de Bos gaat binnen twee pagina’s van ‘slechts gedeeltelijk bevestigd’ naar veel voorkomend, naar prominent. Alarmerend, vind ik dat. Maar hoe dan ook, volgens hem kunnen we die dogmatisch denkende extremisten ‘deradicaliseren’ door ze rechtvaardigheid te laten voelen, ze te leren kritisch en rationeel na te denken en ze te vragen zich coöperatief op te stellen. Dat is volgens hem de enige manier. De ‘grote uitdaging’ waarover hij spreekt is waarschijnlijk dat je dat héél lang moet volhouden.

Is dat de oplossing? Het lijkt me sterk. Als eeuwenoud, mondiaal onrecht begaan tegen de islam en moslims een voorname drijfveer is om extremist te worden, dan breng je ze niet op andere gedachten door ze respectvol te behandelen. Deradicalisering begint volgens mij ergens anders, namelijk in de directe omgeving van de extremist. Niet de sociaal psycholoog met zijn gepraat over wetenschap, Verlichting en gevoelens, maar alleen medemoslims kunnen hem een andere weg wijzen. Of voorkomen dat hij zijn frustratie omzet in misdaden.

Inshallah.

Kees van den Bos, Waarom mensen radicaliseren. Uitgeverij Prometheus, 395 blz., 29,99 euro.

Marcel HulspasComment