Naar het einde van de wereld in de Koran

Mozes is de populairste Bijbelse figuur in de Koran. Van alle Bijbelse figuren (Adam, Noach, Jezus, Maria) wordt hij het meest genoemd. De man die het Joodse volk uit Egypte had geleid, sprak blijkbaar tot de verbeelding. Waarschijnlijk ook bij Mohammed, die zich immers beschouwde als een profeet gezonden aan de Arabieren – zoals Mozes aan het Joodse volk was gezonden. Naast veel bekende verhalen over Mozes (vaak maar kort samengevat; de luisteraar kende ze immers al), komen er in de Koran ook een paar (verwijzingen naar) verhalen over Mozes voor die ons volstrekt onbekend zijn. Een van de meest intrigerende is dat van de wonderlijke reis die Mozes maakte met een knecht. Het staat in soera (hoofdstuk) 18 van de Koran:

En toen Mozes tot zijn knecht zei: Niet zal ik ophouden tot ik de vereniging der twee zeeën bereik of anders zal ik nog tijden doorgaan. Toen zij nu bereikt hadden de vereniging tussen beide vergaten zij hun vis en deze baande zich vrijelijk een weg in de zee.’

(18:60-61)

Men zal in de bekende Bijbel tevergeefs zoeken naar een verhaal dat hierop lijkt. Mozes reisde blijkbaar naar de majma al-bahrain: de ‘splitsing van de twee zeeën’, waar een vis aan hun andacht ontsnapte en de zee in glipte. In de verzen daarna geeft de knecht de schuld aan de duivel:

'Toen zij dan verder gegaan waren, zei hij tot zijn knecht: Breng ons ons maal, deze tocht heeft ons vermoeienis gebracht. Hij [de knecht] zei: Zie eens, toen wij beschutting zochten bij de rots ben ik de vis vergeten maar geen ander heeft mij doen vergeten aan hem te denken dan de Satan en hij heeft zich wonderlijkerwijze een weg in de zee gebaand.’

(18:62-63)

De passage kent één uitdrukking die de eerste commentatoren al hoofdbrekens bezorgde, en dat is de aanduiding hoe de vis zich een weg naar de zee baande: saraban. Hier (door Kramers/Jaber/Jansen) vertaald met 'vrijelijk’. Maar saraban is een zogenoemde 'hapax legomenon’, een woord dat maar één keer in een tekst (in dit geval: de Koran) voorkomt, waardoor het heel lastig is om de betekenis te achterhalen. De eerste commentatoren, in de zevende en achtste eeuw, hebben heel wat verklaringen verzonnen (waaronder varianten op 'vrijelijk’) maar het waren niet meer dan gissingen. De meest voor de hand liggende interpretatie is dat het afgeleid is van sarab, wat 'grot’ of 'tunnel’ betekent. Dan zou de vis dus via een tunnel onder de zee zijn ontsnapt. Daar konden de commentatoren niet veel mee. En toch is die 'tunnel onder de zee’ de sleutel tot de oplossing van het raadsel.

Voor een verklaring voor dit merkwaardige verhaal moeten we namelijk Mozes loslaten, en een duik nemen in de literatuur over een andere beroemde held: Alexander de Grote. Zijn geweldige veroveringen, tot in India, hebben altijd tot de verbeelding gesproken en hebben geleid tot het ontstaan van legenden waarbij hij het einde van de aarde bezocht. Hoe dacht men in die tijd dat het einde van de wereld eruit zag? Welnu, volgens de geografen van die tijd werden de continenten (Afrika, Azië, Europa) omringd door de woeste Wereldzee. Daarachter, of beter: daar weer omheen, lag, onbereikbaar voor de mens, het Paradijs. Maar nu was het ook zo dat de Bijbel vertelde dat de vier grote zoete rivieren (Pison, Gichon, Eufraat en Tigris) ontsprongen in het Paradijs. Daar in het paradijs bevatten deze rivieren allerlei heerlijke dranken, en tevens stroomde daar het water dat aan de bewoners van het paradijs het eeuwige leven schonk. Tegelijkertijd waren die rivieren ook te vinden op de continenten. Hoe was dat mogelijk? Heel eenvoudig: het Paradijs was een berg, en aan de randen van het Paradijs gingen deze rivieren ondergronds, en stroomden dan door tunnels onder de Wereldzee door. Op bepaalde plaatsen op de continenten kwamen ze dan weer tevoorschijn, in zeer 'verzwakte’, maar in een nog steeds verkwikkende, 'leven gevende’ vorm.

In het verhaal van de reis van Alexander, bijvoorbeeld te vinden in het Syrische Alexander lied (plm. AD 630), komt de rusteloze veroveraar aan bij de Wereldzee, op de plaats met andere woorden waar twee soorten water (de Wereldzee en het leven gevende, zoete paradijselijke water) elkaar 'ontmoeten’ (al blijft die tweede vorm van water dus volgens de toenmalige deskundigen veilig opgeborgen in onderzeese tunnels). Alexander merkt op dat moment dat dat leven gevende water heel dichtbij is, wanneer hij een (dode) vis in het water wil wassen, waarop deze prompt tot leven komt en weg zwemt.

Het kan niet anders of deze legende vormde de oorsprong van het verhaal dat in de Koran wordt (na)verteld, over de reis van Mozes naar de plaats waar twee zeeën 'splitsen’ (bij elkaar komen), en waar een vis, bestemd voor de maaltijd, onverwacht tot leven komt en ontsnapt. De vis ontsnapt Saraban, niet 'vrijelijk’ of iets dergelijks maar door de tunnel, richting het Paradijs. Merkwaardig is alleen dat dit verhaal dus ooit 'verplaatst’ is van Alexander naar die andere grote reiziger, Mozes. Hoe dan ook, zijn knecht begreep er helemaal niks van, en gaf de duivel de schuld voor het ontsnappen van de vis. Maar het kwam door de nabijheid van het leven gevende water, afkomstig uit het Paradijs.


Tommaso Tesei, Some cosmological notions from Late Antiquity in Q 18:60-65: The Quran in Light of its cultural context. Journal of the American Oriental Society, 135.1 (2015)

Marcel HulspasComment