Moeten moslims op Denk Stemmen?
De Indonesische gouverneur Basuki “Ahok” Tjahaja Purnama moet twee jaar de cel in vanwege godslastering. Omdat hij had gezegd dat er nergens in de Koran staat dat een moslim niet op een ongelovige zou mogen stemmen. Blijkbaar zat hij er naast. Mogen moslims van de islam alleen op moslims stemmen?
De zaak zit iets ingewikkelder in elkaar dan het lijkt. In feite heeft Ahok (die in de running was voor het gouverneurschap van Jakarta) tijdens een bijeenkomst alleen maar gezegd dat imams die zeggen dat de Koran zoiets verbiedt, de moslimkiezers misleidden. Toen hij deze uitspraak deed, was er niks aan de hand maar in een ‘ingekorte’ versie van zijn uitspraak die een week later op internet verscheen, leek het net alsof hij de Koran misleidend noemde. En daarmee hadden zijn tegenstanders een stok om de hond (Ahok is een christen, lid van de Chinese minderheid) te slaan.
Ahok werd aangeklaagd en uiteindelijk op 9 mei veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf, op basis van de artikel156(a) van het strafrecht. Dit artikel bestraft 'iedereen die doelbewust, in het openbaar, vijandige gevoelens, haat of minachting uit over enige godsdienst, met als doel anderen ervan te weerhouden enig geloof aan te hangen.’ Ahok had dit artikel overtreden omdat hij gesuggereerd had dat moslims zich niet aan de voorschriften van de islam moeten houden – te weten: het voorschrift dat ze moeten stemmen op een moslim. Het wetsartikel is, kortom, zó geformuleerd dat alle religiekritiek onmogelijk is. Ahok is niet de eerste die op grond hiervan veroordeeld wordt. Juist de laatste jaren worden er in Indonesië weer regelmatig mensen voor de rechter gesleept omdat ze gelovigen beledigd zouden hebben. Amnesty heeft de Indonesische overheid dan ook opgeroepen deze wet te schrappen.
Afgezien van alle vuile spelletjes bedoeld om een einde te maken aan de carrière van Ahok, is er de vraag of de islam inderdaad voorschrijft dat een moslim niet op een ongelovige mag stemmen. Een interessante kwestie, want de bronnen die uitsluitsel zouden kunnen geven, Koran en de verhalen over de Profeet, zijn ontstaan in een tijd dat er geen verkiezingen waren en geen democratie bestond, en moslims überhaupt niet te maken hadden met niet-islamitische autoriteiten. In zo'n geval bestaan er pakweg twee manieren om tot een antwoord te komen: geleerden kunnen bestaande verzen en verhalen ruim interpreteren, alsof ze tóch over verkiezingen gaan, óf ze kunnen vaststellen dat deze verzen en verhalen niet relevant zijn en dat een uitspraak slechts mogelijk is op basis van algemene menselijke of islamitische principes. In dat laatste geval is er sprake van ijtihaad, wat zoveel betekent als 'moeite doen’. Vastigheid is er niet; het wordt lastig.
De discussie over dit onderwerp (met name gevoerd op internet) is vaak fel. De hardliners roeren zich uiteraard met meest. En ze verwijzen hierbij naar een aantal verzen. Ten eerste is er Mohammeds veroordeling van vriendschappen met joden en christenen:
'U die gelooft, neemt u niet de joden en de christenen als vrienden. Zij hebben elkaar als vrienden. En als iemand van u hen als vriend neemt, dan behoort hij tot hen. Voorwaar, God leidt het onrechtvaardige volk niet.’
(5:51)
Maar betekent op iemand stemmen dat gelijk dat je zijn (of haar) vriend bent geworden? Een ander vers is ook afwijzend, maar laat een openingetje:
'Laten de gelovigen niet ongelovigen als vrienden nemen in plaats van gelovigen. Wie dat doet hoort in niets bij God, tenzij u zeer op uw hoede bent voor hen.’
(3:28)
Het volgende, vaak geciteerde vers is weer helemaal tegen en klinkt ook toepasselijker:
'U die gelooft, neemt geen boezemvriend van buiten uw eigen kring. Zij zullen niet nalaten u op het verkeerde pad te brengen, zij willen uw ondergang. De haat klinkt uit hun mond en wat verborgen is in hun hart is nog erger. Wij hebben u de boodschap duidelijk gemaakt. Als u nu maar verstandig bent.’
(3:118)
Dat 'de haat klinkt uit hun mond’ zou dan betekenen dat ongelovigen niet te vertrouwen zijn, dat je geen raad van ze moet aannemen en dus ook niet op ze moet stemmen. Bij wijze van toefje op de slagroom wordt in de discussie ook wel verwezen naar een uitspraak van Mohammed, zoals vermeld in het werk van de negende-eeuwse verzamelaar al-Tirmidhi (een van de ruim vierduizend ahadith die hij heeft verzameld), die luidt:
'Aboe Hoeraira vertelde dat de boodschapper van God heeft gezegd: 'Een man let op het geloof van zijn vriend, dus let op wie je tot vriend neemt.’
deze hadith heeft in de traditie de beoordeling hasan, wat zoveel betekent als 'redelijk betrouwbaar’. Maar in feite zijn al dergelijke uitspraken natuurlijk allemaal niet meer dan verhaaltjes.
Conservatieve geestelijken zien op grond hiervan niet de noodzaak om het glibberige pad van de ijtihaad te betreden. Al-Albani bijvoorbeeld, de grondlegger van het salafisme, constateert op grond van bovenstaande (en gelijkluidende) verzen dat een ware moslim niet op een ongelovige mag stemmen en dat hij of zij überhaupt niet mag stemmen. Want geef maar toe: de vrome voorouders waar de salafisten zich op beroepen, gingen ook nooit naar de stembus. Maar hoe 'zuiver’ dit standpunt ook is, het is niet echt verstandig. Ten eerste moeten moslims stemmen als hun islamitische heersers hen dat opdragen. Anders stort elke democratische façade ineen. En als moslims een minderheid zijn, dan is het toch redelijk en verstandig als zij toestemming krijgen om voor hun rechten op te komen. Als een 'ongelovige’ partij daartoe bereid is, dan moeten ze daar toch op kunnen stemmen? Vandaar dat de vooraanstaande Saoedische geestelijke Abdulrahman bin Saleh Al Mahmoed ooit het volgende advies gaf: als een land bestuurd wordt volgens de sharia, dan hoort stemmen tot de islamitische verplichting trouw te tonen aan de leiders. Al-Mahmoed verwees hierbij naar het volgende vers:
Zie, God draagt u op dat u weer teruggeeft aan wie het toebehoort datgene wat u is toevertrouwd. En als u tussen mensen moet rechtspreken, moet u op rechtvaardige wijze rechtspreken. Voorwaar, God is goedgunstig dat Hij u zo vermaant. Voorwaar, God hoort alles en ziet alles.’
(4:58)
Hier is dus sprake van wederzijds vertrouwen én een rechtvaardige omgang tussen mensen (in het algemeen). Want de oelama (geleerde) wil niet lullig doen over de rechten van religieuze minderheden die als dhimmi het voorrecht genieten onder de sharia te vallen. MAAR dit geldt dus wanneer de sharia de wet is. Als een land níét volgens de sharia bestuurd wordt, zo stelt al-Mahmoed, en als daar een kiessysteem bestaat dat door de islam verworpen wordt (en dat heb je al snel, daaronder valt het westerse, liberale systeem waarbij iedereen zo maar verkiesbaar is), dan moeten moslims níét gaan stemmen. Hij verwees daarbij naar de volgende verzen:
'En Hij heeft u in de Schrift geopenbaard dat u, als u zou horen dat de woorden van God niet geloofd worden en bespot worden, niet bij die mensen moet blijven zitten tenzij zij over een ander onderwerp gaan praten. Want dan zou u aan hen gelijk zijn. Voorwaar, God brengt de huichelaars en de ongelovigen allen bij elkaar in de hel.’
(4:140)
Wegblijven dus bij die onbeleefde ongelovigen. En verder:
'Wendt u niet tot degenen die onrecht doen, dan zou het vuur u inhalen. Er is voor u buiten God niemand die het voor u op kan nemen. U zult te zijner tijd niet geholpen worden.’
(11:113)
En:
'Degenen die zich omkeren nadat de goede leidraad aan hen duidelijk is gemaakt, die heeft de satan misleid. En aan hen is uitstel beloofd.’
(48:25)
Het zijn verzen waar al-Albani ook naar verwijst. Het Saoedische wahabisme en het salafisme liggen ideologisch dan ook dicht bij elkaar. Maar de Saoedi’s hebben nog andere belangen. Als, zo voegde al-Mahmoed hier aan toe, de lokale geestelijken zeggen dat het, ondanks deze waarschuwingen, tóch goed zou zijn om een bepaalde (ongelovige) kandidaat te steunen, dan kan er een uitzondering worden gemaakt. Dan mogen moslims op deze door de geestelijken aangewezen kandidaat stemmen. De Saoedi’s vinden dus dat moslims die buiten de islamitische wereld wonen, braaf moeten luisteren naar de wahabitische geestelijken. Die vertelle wel op wie ze mogen stemmen. We kunnen er zeker van zijn dat imams die in Saoedi-Arabië zijn opgeleid, deze opdracht hebben meegekregen. Wat niet wil zeggen dat moslims hier ook naar hen luisteren, natuurlijk. Ook moslims zijn zeer vertrouwd met het gegeven dat het geloof mooi is, en belangrijk, maar vooral een ideaal. En een imam is ook maar een imam.