Wie heeft er recht op de stigmata?

In juni 1224 organiseerde Franciscus van Assisi, samen met zijn meest naaste volgelingen, een gebedsbijeenkomst op de Monte La Verna, niet ver van Arezzo. De door hem gestarte, door de Kerk erkende franciscaanse beweging verkeerde in crisis. Er dreigde een conflict met Rome. Franciscus had een paar jaar daarvoor meegedaan aan de Vijfde Kruistocht (dat wil zeggen, hij was de kruisridders achterna gereisd) en was daar tot de conclusie gekomen dat een dergelijke militaire expeditie, en daarmee waarschijnlijk álle kruistochten, zinloos waren en zelfs schadelijk. Geweld tegen ongelovigen leverden een enkele bekeerling op, alleen maar haat en doden. Die vijfde kruistocht was geëindigd in een fiasco, maar direct daarna riep de paus in Rome op tot een nieuwe kruistocht. Franciscus keerde zich tegen die oproep. En hij was zeer populair. Zijn afwijzing kon de hele kruistocht verlammen en dan was Rome zacht gezegd niet bepaald blij. Maar het laatste wat Franciscus wilde, was dat hij en zijn beweging beschuldigd zou worden van verzet tegen de Kerk, van ketterij. Iedereen wist wat er dan zou gebeuren. Franciscus wilde daar in La Verna antwoord van boven. En zie, tijdens een van zijn urenlange bidsessies kreeg Franciscus een visioen en ontving de stigmata: de wonden aan handen, voeten en borst die Christus ook had gehad. Zijn biograaf Thomas van Celano schreef later het volgende verslag: ‘Daar zag hij in een visioen een man boven zich staan met zes vleugels als een serafijn [hogere engel]. Zijn handen had hij uitgestrekt en zijn voeten naast elkaar, en hij zat vast aan een kruis. Twee vleugels reikten omhoog boven zijn hoofd, twee andere waren uitgestrekt om te vliegen en de laatste twee bedekten zijn hele lichaam. Toen Franciscus dit alles zag, was hij zeer verbaasd en hij wist niet wat dit visioen voor hem te betekenen had. Tegelijkertijd was hij zeer verheugd en blij over de welwillende en genadige blik waarmee hij door de serafijn bekeken werd. De serafijn was van een adembenemende schoonheid maar toch vervulde het Franciscus met afschuw dat hij aan het kruis genageld was en op zo’n gruwelijke manier te lijden had.’ ‘Zo stond hij op, bedroefd en blij tegelijk, en vreugde en verdriet streden in zijn hart om voorrang. Ingespannen dacht hij na wat dat visioen wel niet zou kunnen beduiden, en hij begon er al aan te twijfelen of hij er ooit achter zou komen. Maar juist toen hij er echt niet meer uitkwam en de ongewone sensatie van het visioen zijn gedachten steeds meer bezig ging houden, begonnen er op zijn handen en voeten indrukken van spijkers zichtbaar te worden, precies zoals hij het net ervoor bij de gekruisigde man had gezien.’

Het was een uniek verhaal. Een hoge engel (dat blijkt uit het feit dat hij zes vleugels had) zou Franciscus de wonden van Christus hebben toegebracht. Diens lijden was met andere woorden gelijk aan dat van Christus. En dat was het toppunt van lijden. Dichter bij Christus, bij God, kon een mens niet komen. Op zich waren stigmata, de wonden zoals Christus die had gehad aan het kruis, geen nieuw verschijnsel. Al vóór Franciscus waren er verhalen over heiligen en kluizenaars die in hun identificatie met de lijdende Christus zó ver waren gegaan dat ook bij hen dergelijke wonden waren verschenen. Maar dat van die engel was nieuw; en voor Franciscanen hadden de stigmata ook een bijzondere betekenis. Zij beschouwden zichzelf namelijk anders dan andere orden. Zij waren veel beter, nuttiger. Ze sloten zich niet op in kloosters maar trokken de wereld door om het woord van God te verkondigen – en dat zonder enig bezit, zonder geld (ze moesten hun eten bijeen bedelen). Daarbij predikten ze bewust onder de allerarmsten en gevaarlijke ongelovigen, groepen waar gewone predikers met een boog omheen liepen. Franciscus beschouwde zijn franciscaner beweging daarom als het begin was van een nieuw tijdperk. Hun komst betekende dat er een glorieus tijdperk zou aanbreken waarin de Kerk zou triomferen over alle ongelovigen, op alle continenten. Maar bij een nieuw tijdperk hoorde een wegbereider, een nieuwe geestelijk leider, zoals Christus ook was geweest aan het begin van het christelijke tijdperk. En dus beschouwden veel Franciscanen hun leider Franciscus als de alter Christus, de ‘tweede christus’. De komst van de engel en de stigmata was een schitterende bevestiging van dat vermoeden. God zag het ook zo. Maar dat soort taal deed in Rome de alarmbellen afgaan. Hoezo, een tweede christus? Eén Christus was meer dan voldoende geweest om de mensheid te redden. En waren Franciscus’ geschriften dan een nieuwe Bijbel, even waardevol als de oude? Kortom, de franciscanen, en dan vooral de fanatieke fraticelli, veroorzaakten heftige tegenstellingen. Het eind van het liedje was dat de Kerk rond 1300 overging tot het op de brandstapel zetten van de ergste ‘radicalen’, wat overigens ernstige schade berokkende aan het gezag van de Kerk.

Franciscus zelf deed in zijn laatste levensjaren zijn best om de vrede te bewaren. Al tijdens zijn leven waren er geruchten dat hij de stigmata op zijn lichaam bezat en na zijn dood zouden ze ook gezien zijn, maar de biografie van Celano was de ware, spectaculaire ‘lancering’ van Franciscus als tweede Christus. Het gaf een enorme boost aan de franciscaanse beweging; het betekende dat zij écht anders was dan de andere, voorafgaande orden. Vanaf dat moment vormde het krijgen van stigmata de hoogste uitdaging voor iedereen die meende dat hij hetzelfde niveau van pijn, ascese en armoede kon bereiken als Franciscus en Christus. Vrouwen namen nu het voortouw. Pakweg veertig jaar na Franciscus’ dood doken er verhalen op over zeer vrome begijnen die de stigmata zouden vertonen, zoals Elizabeth van Spalbeek. Een andere, een vrouwelijk lid van de augustijner orde, Clara van Montefalco, beweerde dat ze de stigmata bezat maar dat ze ze niet op haar lichaam droeg maar (meer bescheiden, zoals het een vrouw betaamde) op haar hart. Toen na haar dood in 1308 haar lichaam werd geopend om dat te controleren, trof men op haar hart een kruisvormig teken aan, aldus het verhaal. Dergelijke verhalen maakten zeker indruk; veel van dergelijke vrouwen werden volop gesteund door mannelijke geestelijken. Maar de Kerk was ook afhouden – tegenover die begijnen maar ook tegenover mannen die blijkbaar zo verzot waren op deze vrome vrouwen. Het klonk allemaal verdacht. De stigmata vormden vooral een uitdaging voor de grote ‘concurrent’ van de franciscaanse orde, de dominicanen. Die orde was pakweg tegelijkertijd met de franciscanen ontstaan, rond 1210, en hun oprichter Domingo Guzmán had de leden praktisch dezelfde opdracht gegeven: door de wereld trekken om Gods Woord te verkondigen, en dat zonder enig bezit. Guzmán was kort voor Franciscus gestorven, in 1221, en hij had ondanks zijn uiterst strenge levenswijze nooit stigmata gehad. Was zijn orde ‘dus’ minder dan de Franciscanen? Zou er ooit een beroemde dominicaan opstaan mét stigmata? Dat was een beetje lastig – zoiets zou erop kunnen duiden dat die persoon devoter, heiliger was dan Guzmán. Maar voor vrouwelijke leden bestond dat probleem niet. Zij konden lijden als Christus maar ze vormden nooit een uitdaging voor het leiderschap. Een eerste kandidaat was de beroemde dominicaner non Margareta van Hongarije, dochter van de Hongaarse koning Bela IV. Maar dat verhaal kwam niet echt van de grond, zo lijkt het. Er zijn afbeeldingen van Margareta waarbij stigmata zichtbaar zijn, en er zijn wat verhalen, maar het bleef onduidelijk en haar heiligverklaring (een dure en tijdrovende kerkelijke procedure) liep om de een of andere reden in 1276 vast. Daarna duurde het een eeuw voordat er een andere goede kandidaat opdook. Het ging om Catharina van Siena (gest. 1380). Die was tijdens haar leven al beroemd om haar extreme vroomheid, haar uiterst strenge levenswijze, haar profetische gaven én, niet te vergeten, haar correspondentie met de machtigen der aarde. Catharina was, zouden we nu zeggen, politiek actief. Ze ging in 1378 in hongerstaking naar aanleiding van het begin van het Westers Schisma, een periode van bijna dertig jaar waarin er tegelijkertijd twee pausen waren. Catharina stierf, van de honger, ruim voordat deze pijnlijke situatie was opgelost. Catharina heeft persoonlijk, voor zover bekend, nooit gezegd of geschreven dat ze stigmata bezat. Maar ze was zó beroemd dat er tijdens haar leven, en vooral spoedig na haar dood, verhalen circuleerden. Het was Catharina’s biechtvader, de dominicaan Raymundus van Capua, die in 1385/1390 een levensbeschrijving van Catharina schreef met daarin een uitgebreide beschrijving van hoe zij aan stigmata was gekomen. Dat was gebeurd tijdens een kerkdienst in Pisa. Catharina lag daar eerst in stilte uitgespreid op de grond (omringd door bewonderaars, kunnen we verwachten) en kwam plots omhoog, bleef lange tijd (geknield) zitten en stortte toen weer ter aarde… ‘alsof ze dodelijk gewond was geraakt. Een paar minuten later kwam ze weer bij zinnen. Na korte tijd riep ze mij en sprak met mij, zonder anderen erbij. ‘Vader”, zei ze, Ik moet u vertellen dat ik nu, door Zijn genade, de stigmata van de heer Jezus Christus in mijn lichaam draag. Ik zag zag onze heer vastgemaakt aan het kruis, op me neerdalen in een schitterend licht. Daardoor, omdat mijn geest opsprong om zijn schepper te ontmoeten, werd dit arme lichaam omhooggetrokken. Toen zag ik hoe uit de littekens van zijn heilige wonden vijf bloedrode stralen op mij neerdaalden, in de richting van mijn handen, voeten en hart. Ik realiseerde mij wat dit mysterie betekende en riep uit: ‘Ach, Heer God, mijn God, ik smeek u, laat deze tekenen niet uiterlijk zichtbaar zijn op mijn lichaam. Terwijl deze woorden nog op mijn lippen waren, voordat de stralen mij hadden bereikt, veranderde hun bloedrode kleur van bloed naar helder stralend, en het was in de vorm van het helderste licht dat ze op de vijf plaatsen op mijn lichaam vielen: handen, voeten en hart.’ Dat alles zou gebeurd zijn in 1375, en plein public, maar er is geen enkele beschrijving uit die tijd overgeleverd. Ook niet van Catharina zelf. Het heeft er veel van weg dat Raymundus na haar dood heeft besloten om haar in zijn boek (de Legenda Major) een stigmata-wonder te schenken. Dikke kans overigens dat Raymundus, die tegen die tijd opgeklommen was tot hoofd van de dominicaner orde, daartoe geprikkeld werd door een ander werk, een franciscaner werk, de Liber de conformitate van Bartolomea da Pisa. Want de discussie over de aard van Francicus was toen nog lang niet afgelopen. Bartolomea gaf in dat boek, voor iedereen die nog mocht twijfelen, een heel uitvoerig overzicht van alle overeenkomsten tussen Franciscus en Christus. Goed, moet Raymundus hebben gedacht, als Franciscus de alter christus was, dan was Catharina de alter Franciscus. En wie weet plaatste Raymundus haar ontvangst van de stigmata heel bewust in Pisa, de stad van Bartolomea. Als een soort van plaagstoot.

Maar de tijden waren veranderd. Een paar jaar na verschijnen van de Legenda Major startte in de stad Siena een campagne om ‘hun’ Catharina heilig te verklaren. Raymundus sloot zich daar graag bij aan en het verhaal van de stigmata speelden in de campagne een grote rol. Maar het lukte niet. Het al genoemde Westerse Schisma gooide roet in het eten. Maar toen de pleitbezorgers voor haar heiligverklaring naar het Concilie van Konstanz kwamen (een concilie speciaal bijeengeroepen om een einde te maken aan het schisma) ontdekten dat een grote groep conciliedeelnemers, met name de Fransen, onder leiding van de beroemde theoloog Jean de Gerson, niks moest hebben van verhalen over tekenen op iemands lichaam, en al helemaal niet bij vrouwen. Vrouwen vielen gemakkelijk voor de duivel, dus wie weet zat de duivel erachter, en overdreven belangstelling voor hun lichaam riekte naar de doodzonde geilheid. Het feest ging niet door. Siena moest het zonder beroemde heilige doen.

De heiligverklaring kwam in 1461 alsnog rond, dankzij paus Pius II, afkomstig uit Siena. Maar Pius zei in zijn bul niets over de stigmata en dus leidde dat besluit tot een bitter conflict tussen dominicanen en franciscanen. Sixtus IV (1471-1484; een franciscaan) besloot dat Catharina niet afgebeeld mocht worden mét de stigmata. Prompt doken er na diens dood her en der zogenoemde ‘nieuwe Catharina’s’ op, dominicaner vrouwen die stigmata vertoonden en zo ‘bewezen’ dat die van Catharina echt waren geweest. Vrouwen als Lucia Brocadelli (1476-1544) die in 1496 zichtbare stigmata ging vertonen, kort na een ontmoeting met de grote propagandist voor Catharina, de Bolognees Girolamo Borselli. Nee, daar had Lucia zelf niet om gevraagd; Catharina van Siena, zo vertelde ze tijdens een inquisitie-verhoor, had Christus gesmeekt om Lucia zichtbare stigmata te geven, zoals Catharina zélf die ook had gehad. beweerde dat ze van Catharina de opdracht had gekregen ze te tonen.

Maar, zoals gezegd, de tijden waren veranderd. Niet alleen waren de zeden strakker; de wetenschap was in opkomst en bemoeide zich ermee. Enkele decennia daarvoor was de Heksenhamer verschenen, het ‘handboek’ voor het opsporen, herkennen en bestraffen van heksen, geschreven door (dominicaan) Heinrich Kramer. Het boek veroorzaakte ware paniek in grote delen van Europa. Een nieuwe bedreiging voor het geloof! Maar van meet af aan was er ook wetenschappelijke kritiek op het boek én op de heksenjacht. Geleerden schreven dat die zogenaamde heksen gewoon verwarde oude vrouwen waren. Ze vormden een medisch probleem. Heksen moesten niet op de brandstapel gezet, maar behandeld.

Een van de aanwijzingen waar deze geleerden heel kritisch tegenover stonden, waren de veronderstelde 'verdachte' vlekken, wondjes of groeisels op de lichamen van heksen, die door heksenjagers geinterpreteerd werden als 'tepels' waarmee deze vrouwen de duivel zouden voeden. De ‘nieuwe Catharina’s’ met hun stigmata kregen te maken met dezelfde wetenschappelijke nieuwsgierigheid. Een van Lucia’s bewonderaars, hertog Ercole I d'Este, liet haar stiekem vanuit Viterbo naar zijn woonplaats Ferrara overbrengen, waar een legertje 'deskundigen' haar stigmata onderzocht. Zij bewezen natuurlijk (zoals de hertog had verwacht) dat de stigmata echt waren, waarmee het debat over stigmata bij vrouwen een nieuwe fase inging.

Opmerkelijk is dat Heinrich Kramer (die van het anti-heksenboek) zich kort daarp ook in het debat mengde en ook pleitte voor de echtheid van de stigmata van Lucia. Maar haar carrirère was kort. Na de dood van de hertig was ze haar beschermer kwijt en haar vijanden verspreidden het gerucht dat ze de wonden steeds zélf veroorzaakte. Daarna bleven de bewonderaars weg, en werd ze vergeten.

Marcel HulspasComment