Het wonder van de Eerste Kruistocht
Als er één gebeurtenis is aan te wijzen die de start was van de ontwikkeling van Europa tot wereldmacht, dan is dat de Eerste Kruistocht. Hoe kwam men op dat idee?
De officiële aanleiding voor de Eerste Kruistocht, zo is algemeen bekend, was de oproep van paus Urbanus II in Clermont-Ferrand, in 1095. In zijn toespraak tot de verzamelde gelovigen(er was daar een synode, een kerkvergadering) vertelde hij over het droeve lot van de christenen in het Oosten, die onderdrukt werden door de islamitische heersers. Hij riep de edelen en ridders in Frankrijk op om in actie te komen. En we weten dat hij daar een brief op zak had van de Byzantijnse keizer Alexios Komnenos, een brief die hem kort tevoren in Piacenza was overhandigd en waarin de keizer om militaire hulp vroeg. Een vijandig, ongelovig volk was Anatolië binnengevallen (dat toen nog grotendeels Byzantijns was) en bedreigde de hoofdstad Constantinopel. Was die brief de reden voor de oproep? Hoe dan ook, het wonder geschiedde: duizenden maakten zich klaar voor de strijd en trokken oostwaarts, waar ze vier jaar later Jeruzalem veroverden. Het klinkt allemaal alsof Urbanus een wilde gok deed, dat hij maar moest hopen dat iemand op de oproep zou reageren. En die gok pakte goed uit. Maar zo ging het uiteraard niet. Urbanus was er de man niet naar om het pauselijk gezag lichtzinnig in de waagschaal te stellen. Hij had reden om te geloven dat hij succes zou hebben. De heilige stad Jeruzalem was toen al eeuwen in handen van moslims. In de ogen van de meeste christenen waren dat de aartsvijanden van het ware geloof. De islam werd in die tijd niet als een ander geloof beschouwt, maar als een vorm van ketterij, een bewust gefabriceerde, leugenachtige vervorming van het geloof. Maar diezelfde islam had pakweg driekwart van de beschaafde wereld veroverd, en het Byzantijnse rijk ernstig verzwakt. Wie even nadacht, kon niet anders constateren dan dat God het nodig vond om zijn gelovigen flink te straffen. Als dat zo was, had het weinig nut om een aanval op de islam uit te voeren. Wat eerst moest gebeuren was vernieuwing, verdieping van het eigen geloof, en verder boete doen en geduld hebben. Zolang God zijn gelovigen niet vergeven had en bijstond, was elke aanval gedoemd te mislukken. Ook al kwam de oproep daartoe van een paus. Maar na het jaar 1000 leek er iets te veranderen. Twee ontwikkelingen vielen op. Ten eerste op het Iberisch schiereiland. Dat was ook lange tijd in handen van moslims, en werd bestuurd vanuit Cordoba. Een paar kleine christelijke koninkrijkjes in het noorden hadden altijd de grootste moeite zich staande te houden. Totdat zo omstreeks 1020 het centrale moslimbestuur uiteenviel. De tegenstander verzwakte, en vanaf dat moment slaagden die koninkrijkjes er wél in om de islam langzaam weg te duwen, zuidwaarts. We weten dat paus Urbanus was daar zeer verheugd over was. En er speelde nóg iets. In de tiende eeuw was Noord-Afrika in handen gevallen van nieuwe, sjiitische machthebbers, zeer gelovig en met een zeer ambitieuze agenda. Hun Masterplan was de hele islamitische wereld veroveren en dan één heerser, een kalief aanwijzen. Daarvoor moesten ze het hart van de islamitische wereld veroveren: Damascus, Bagdad en uiteraard de heilige plaatsen Mekka en Medina. Als eerste stap verplaatsten hun hoofdstad van Tunesië naar Egypte, waar ze rond 990 een nieuwe stad stichtten, Cairo. Van daar uit veroverden ze Palestina. Maar daarmee verwaarloosden ze de westelijke Middellandse Zee; de wateren daar lieten ze aan anderen over. Het machtsvacuüm dat zo ontstond werd vervolgens benut door christelijke handelssteden als Genua en Pisa. Die steden vlogen elkaar geregeld in de haren, maar streden ook gezamenlijk tegen islamitische concurrenten en piraterij. Ze breidden hun macht uit, gingen zelf (islamitische) havensteden plunderen, kortom, ook dáár werd de islam teruggedrongen,. Ook daar leek het erop dat God zijn gelovigen niet langer wilde straffen maar hen eindelijk weer overwinningen gunde. Zo waren meer ontwikkelingen die Urbanus mogelijk hebben aangezet om te denken dat de tijd rijp was om de islam een klap uit te delen. Daar kwam nog bij dat zo’n expeditie de perfecte manier was om Europa te verlossen van een groot aantal ridders die, in dienst van de adel of gewoon ‘between jobs’, een ware plaag vormden voor de arme bevolking én de lokale kerken. Het zou mooi zijn, zo zei Urbanus in zijn toespraak ook met zoveel woorden, wanneer zij zouden vertrekken en hun wapens tegen ongelovigen zouden inzetten. (Wij beschouwen ridders als nobele kerels; in die tijd dachten velen daar heel anders over.) Maar waar zou die aanval op de islam precies moeten plaatsvinden? Wat Urbanus nodig had, was een teken van God. Was het de brief van keizer Alexios Komnenos? Op zich was die brief veelzeggend. Veertig jaar eerder immers waren de westerse en oosterse Kerk (de Latijnse en de Byzantijnse) als vijanden uit elkaar gegaan, en nu kwam er vanuit het Oosten dit verzoek! Urbanus zag dat waarschijnlijk als wéér een teken dat God aan zijn kant stond. Maar Alexios was ‘slechts’ een keizer met militaire kopzorgen; daar hoefden geestelijk leiders zich niks van aan te trekken. Wat verleidde Urbanus dan wél om in actie te komen? Dat de christenen in Palestina het moeilijk hadden, staat buiten kijf. De nieuwe heersers (die uit Noord-Afrika) hadden geen greintje respect voor christenen (of voor Joden, by the way). Kloosters en kerken werden gesloopt, geestelijken verjaagd. Verhalen hierover bereikten het Westen maar daaronder zit één opmerkelijk verslag . Het gaat om een bezoek aan Palestina door een man genaamd Peter de Kluizenaar. De kroniekschrijver Albert van Aken geeft in zijn geschiedenis van de Kruistochten de volgende beschrijving van dat bezoek:
‘Een paar jaar voor het begin van deze reis [de Eerste Kruistocht] vertrok deze priester naar Jeruzalem om te bidden. En daar in de kerk van het graf van onze Heer, zag hij helaas enkele wetteloze en kwade zaken , en hij onderging ze met een bedroefd hart, en zijn geest kreunde, roepende om God zelf, dat deze de wandaden die hij had gezien zou wreken. Uiteindelijk, verontrust door de slechte daden, ging hij op zoek naar de patriarch van de heilige Kerk van Jeruzalem. Hij vroeg waarom de patriarch toestond dat ongelovigen en slechte mensen de heilige plaatsen te ontwijden. […] De patriarch gaf een heilig en droevig antwoord: “O, gij meest gelovige van de christenen, waarom verwijt je me deze dingen en maak je de zaken lastig voor onze herderlijke zorg, wanneer onze kracht en macht niet uitstijgt boven die van een mier tegenover de tirannie van zovelen? De waarheid is dat we ons leven moeten vrijkopen door voortdurende betalingen, of er komt snel een einde aan door dodelijke terechtstellingen. En we verwachten dat het gevaar met de dag groter wordt tenzij er hulp komt van de christenen, die wij door jou als onze gezant oproepen [om in actie te komen.” Peter antwoordde als volgt: “[…] Ik zal terugkeren en zal ten eerste de paus opzoeken, en dan alle leiders van de christelijke volken, koningen, hertogen en graven, en zij die de belangrijkste zijn in het koninkrijk, en ik zal hen allemaal vertellen van uw afschuwelijke onderworpenheid en de ondraaglijke aard van uw moeilijkheden.”’ Deze Peter de Kluizenaar zou in de loop van de Eerste Kruistocht een belangrijke rol spelen als prediker die velen aanspoorde om te vertrekken, en later als leider van een ‘volkskruistocht’ naar Palestina (die rampzalig verliep). Maar dit aan de kruistocht voorafgaande, in de vergetelheid geraakte bezoek van Peter aan de patriarch van Jeruzalem zou wel eens van cruciaal belang kunnen zijn geweest. De patriarch (hij was in wezen gelijkwaardig aan de paus) had het duidelijk moeilijk. Protesteren tegen onderdrukking zorgde alleen maar voor nóg meer ellende. Zijn opdracht aan Peter was vergezocht, maar hij liet zich wellicht inspireren door de gebeurtenissen in Spanje. Ook daar waren christenen, met buitenlandse hulp, erin geslaagd om de islam zuidwaarts te drijven. Wellicht beschouwde hij dat als een teken dat God hem zou bijstaan. Hoe dan ook, het is heel goed mogelijk dat Petrus de Kluizenaar daarna Urbanus sprak en hem het concrete verzoek om hulp overbracht. In zijn toespraak in Clermont-Ferrand had Urbanus het niét over de brief van Alexios maar over hulp aan onderdrukte geloofsgenoten. En van begin af aan was Jeruzalem (niet Anatolië) het reisdoel. Peter speelde, zoals gezegd, ook een belangrijke rol tijdens de kruistocht zelf. Maar daarna verdwijnt hij uit beeld. Er is niets bekend over zijn verdere leven. Kroniekschrijver Mauritius van Hoei vermeldt pakweg twee eeuwen later dat de resten van Peter de Kluizenaar overbracht zouden zijn naar het klooster van Neufmoustier, bij Hoei. Maar velen denken dat Mauritius dat verzonnen heeft om het klooster pelgrims te bezorgen, en pelgrims aan te trekken. Peter de Kluizenaar, mogelijk de echte aanstichter van de Eerste Kruistocht, van die cruciale gebeurtenis in de Europese geschiedenis, is na 1100 spoorloos verdwenen.