De man die Homo floresiensis had kunnen vinden
Het was 1950. Indonesië was in naam al twee jaar onafhankelijk en het Nederlands bestuursapparaat verkeerde in staat van ontbinding. Die zomer kwamen een aantal Nederlandse ambtenaren naar Ende, de hoofdstad van het eiland Flores. Voordat ze de definitieve reis huiswaarts aanvaardden, wilden ze graag nog even de beruchte Komodovaraan zien. Komodo ligt ten westen van Flores, en de heren gebruikten het bootje van de lokale missiepost. Bij een tussenstop kwam ook broeder Theo Verhoeven aan boord. De toeristen werden niet teleurgesteld; het monster liet zich zien. Op de terugweg stapten Verhoeven en enige medebroeders uit op het eiland Rinca. Een van hen had gezegd dat daar abri’s te vinden waren, van die grotten waarin je (in Europa) sporen van oermensen kon vinden. Die wilde hij wel zien. Wie weet hadden daar ook wel oermensen in gewoond. Ze vroegen rond, hier en daar, en een aantal schoolkinderen wees hen uiteindelijk de weg naar de Liang Bua, de ‘koude grot’ (die eerder ook als klaslokaal had gediend). Ze groeven wat, met stokken, en vonden al in de bovenste decimeters vuurstenen werktuigjes en potscherven. De laag daaronder was meters diep – maar de tijd was op. ‘Niemand,’ schrijft zijn biograaf Gert Knepper, ‘kon nog bevroeden dat de door Theo ontdekte Liang Bua eens de belangrijkste archeologische vindplaats van Flores zou worden. (…) Een ware mer à boire voor iemand die snakte naar wetenschappelijk voedsel.’
Nou ja… ontdekt. Het is een formulering die in elk geval laat zien waar het Knepper om te doen is: eerherstel voor de missionaris/archeoloog Theo Verhoeven. De man die in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw hemel en aarde bewoog om zijn academische collega’s ervan ervan te overtuigen dat er op de eilanden in het oostelijk deel van Indonesië resten te vinden moesten zijn van Homo erectus, de voorloper van Homo sapiens. Ooit had Eugène Dubois ze op Java gevonden; daar kon hetzelfde gebeuren. Verhoeven had hun werktuigen gevonden, in de juiste aardlagen; alles wat hij wilde was tijd en geld om verder, dieper te zoeken. En dat kreeg hij allebei maar mondjesmaat, of gewoon niet. Zo bleef hij een roepende in de woestijn. Verhoeven heeft (vooral tijdens vakanties en illegale afwezigheid) op vele plaatsen gezocht en gegraven. Hij heeft honderden artefacten aan het licht gebracht. Hij mag gerust een van de grondleggers heten van de Indonesische archeologie. Maar hij telde niet mee. Hij had niet de juiste opleiding of scholing gehad en beheerste geen Engels. Hij was qua publiceren volstrekt afhankelijk van de obscure publicaties van zijn eigen geestelijke orde, en van Nederlandse collega’s. Nou ja, collega’s… ze beschouwden hem dus vooral als een amateur, als een leverancier van interessante artefacten. Een zeurkous bovendien.
Erkenning kwam pas postuum, in 2003, dertien jaar na zijn dood, met de vondst van de kleine Homo floresiensis. Dat gebeurde in dezelfde Liang Bua, op zes meter diepte. Een Homo erectus, maar dan van slechts één meter lengte. De kleine ‘floresmens’ was de wetenschappelijke sensatie van het jaar en in de maalstroom aan publicatie dook ook de naam van Verhoeven regelmatig op. De man die daar als eerste had gegraven, een paar keer was teruggekeerd en de grot met vooruitziende blik ‘extra belangrijk’ had genoemd.
Een moeilijk mens, dat was hij zeker. En dat kwam vooral door zijn jongensdroom: missionaris worden. Hij had er álles voor over om dat doel te bereiken. Zelfs de priesterwijding. Al was dat totaal zijn roeping niet. Verhoeven hield zijn hele leven grote moeite met het celibaat. Wanneer hij in de bus dicht weer eens té dicht tegen een vrouw had aangezeten, moest hij daarna onmiddellijk biechten vanwege zijn zondige gedachten. En die bus reed ook nog niet eens in een of ander tropisch land want toen puntje bij paaltje kwam en de jonge missionarissen te horen kregen waar ze naartoe zouden gaan, kreeg Theo te horen dat zijn ‘missie’ in Nederland lag. Hij was te slim, hij kon naar de universiteit. Waarom zou de orde een intellectueel het oerwoud insturen? Zo iemand konden ze op thuis, op de opleiding, juist goed gebruiken. Het was een zware klap, een die hij nooit meer te boven is gekomen. Het priesterschap, zijn werk – het maakte hem diep ongelukkig. Verhoeven werd cynisch en afstandelijk. Tijdens de oorlogsjaren organiseerde hij de onderduik van joodse kinderen op het platteland. Knepper is ervan overtuigd dat hij dat deed om gepakt te worden en terechtgesteld, om zo als held en martelaar het einde te bereiken van zijn zinloze bestaan. Na de oorlog mocht hij dan toch naar Indonesië, om daar het Latijnse onderwijs op poten te zetten. Het werd één grote teleurstelling. Zijn schaarse academische contacten gingen verloren. Maar hij ontdekte de archeologie. Hij had een maagdelijk onderzoeksterrein voor zich. Inderdaad een mer à boire, zoals Knepper schrijft, maar dat ‘snakken naar wetenschappelijk voedsel’ was vooral, opnieuw, een snakken naar erkenning.
Theo deed zijn uiterste best om de aandacht te trekken van vaderlandse collega’s. In zijn (pogingen tot) wetenschappelijke artikelen ging hij de overdrijving en de kleine leugen niet uit de weg. Alles eigenlijk tevergeefs. Een ernstig auto-ongeluk en de steeds zelfbewuster optredende Indonesische autoriteiten deden de rest. Levensgeluk vond hij pas vanaf de jaren zestig, toen hij ‘dispensatie’ kreeg (van zijn geloften) en kon trouwen. (Toen zijn vrome, tachtigjarige stiefmoeder van de dispensatie hoorde, haalde ze zijn priesterportret van de muur en smeet het op de grond.)
Knepper schetst het leven van een moeilijke, vaak ongenaakbare, ongelukkige man. Gemarteld door zijn priestergelofte van kuisheid en door een (inderdaad stuitend) gebrek aan erkenning vanuit Academia. Met name de eerste honderd pagina’s, de lijdensweg van priester Verhoeven zogezegd, lezen als een trein. Daarna zakt Floresmens toch wat in doordat Knepper te gedetailleerd stilstaat bij Verhoevens reizen, contacten en publicaties. Maar deze biografie heeft Verhoeven zeker verdiend.
Gert M. Knepper, Floresmens, kost 22 euro en is uitgegeven in eigen beheer bij Bookscout.