Een Hamlet zonder de Arabische prins
The Fate of Rome is een uitstekend boek. Het geeft een mooi overzicht van nieuwe inzichten die licht zouden kunnen werpen op een van de oudste historische vraagstukken: Waarom, waaraan, ging het Romeinse rijk ten onder? Maar ik wil het boek hier niet recenseren. Ik wil het hebben over een merkwaardige lacune in dit boek.
Auteur Kyle Harper draagt twee nieuwe potentiële oorzaken aan voor de val van Rome. Op zich zijn ze niet écht nieuw maar het idee dat ze van doorslaggevend belang zijn geweest, is dat wél. Het gaat om een aanmerkelijke verkoeling van het klimaat rond de Middellandse Zee (en ver daarbuiten) die begon omstreeks 540 en die grote agrarische en daarmee economische gevolgen moet hebben gehad, En daarnaast wijst hij op een verwoestende pestepidemie die een paar jaar later uitbrak. Die pest sleurde een derde, hier en daar (denk aan de overbevolkte steden) misschien wel de helft van de bevolking van het Byzantijnse rijk het graf in. Beide rampen waren al bekend; ze worden genoemd in contemporaine bronnen. En er waren al aanwijzingen (vooral opgravingen) die lieten zien dat er in de jaren daarna, 550-600, sprake was van een fikse verarming en leegloop van het platteland. Maar vormen deze twee rampen, dicht op elkaar, dé oorzaak voor de ‘val van Rome’? Harper denkt van wel.
De eerste vraag die rijst is natuurlijk wat we met ‘de val’ bedoelen. Op de basisschool leren we dat de ‘val van het Romeinse rijk’ plaatsvond in 451, toen de Germanen de laatste, machteloze keizer naar huis stuurden. Maar daar gaat het Harper niet om. Die ‘val’ vond immers plaats ruim vóór bovenstaande rampen. Het belangrijkste deel van het Romeinse rijk, het oostelijk deel, bleef daarbij intact. Voor het Westen (en onze vaderlandse geschiedenis) was die ‘val van Rome’ het einde van een tijdperk; in het oosten was men er niet echt van onder de indruk.
Een andere ‘val’ waar Harper het beslist niét over heeft is de val van Constantinopel in het jaar 1453, dus 900 jaar later. Nee, het gaat hem om de rampzalige gebeurtenissen in de jaren 630-660, toen Arabische legers onverwacht grote delen van het oostelijke rijk onder de voet liepen. Irak, Syrië, Palestina en Egypte gingen daarbij voorgoed (voor de Byzantijnen) verloren. Maar die Arabische veroveringen vonden dus nog altijd plaats een eeuw ná de klimaatverandering en de pestepidemie. Kunnen we dat dan nog oorzaken noemen? Wat de economie niet allang hersteld van de klimaatverandering van 540? Eerlijk gezegd weten we daar heel weinig over. En wat de pest betreft, over het algemeen geldt dat als de bevolking door een forse epidemie sterk krimpt, de bevolkingsaantallen daarna vrij snel weer ‘opveren’. Was dat na de pest van 543-550 dan niet gebeurd? We weten het niet. Harde cijfers zijn er niet. Harpers hypothese is, kortom, lastig te bewijzen. Maar hij zal ook de laatste zijn om te beweren dat dit de énige oorzaken zijn voor de ramp die zich in 630-660 voltrok. Hij wijst, zoals anderen voor hem, óók op de langdurige, uitputtende oorlog tussen de Byzantijnen en Perzen van 602 tot 628. Ook al zegevierden de Byzantijnen, oorlogsmoeheid zal zeker hebben bijgedragen aan het feit dat het voor de Arabieren niet moeilijk was om grote delen van het rijk onder de voet te lopen. En dan was er natuurlijk die nieuwe godsdienst, de islam. Een beschrijving van de fatale gebeurtenissen is traditioneel niet compleet zonder het beeld van woeste Arabieren die gedreven werden door hun nieuwe geloof, en met ware doodsverachting ten strijde trokken. Die waren gewoon niet tegen te houden… Ook dat aspect ontbreekt niet in het boek van Harper. Maar laten we de opmerkingen over die Arabische veroveringen in zijn boek eens nader bekijken.
Iedereen is vertrouwd met de klassieke verklaring voor de val van het Byzantijnse rijk: zwakte aan de ene kant, fanatisme aan de andere kant. De Byzantijnen waren verwijfd, decadent en slap; de Arabieren waren godsdienstwaanzinnig. We treffen deze beschrijving al aan bij Edward Gibbon, in zijn beroemde ‘Decline and Fall of the Roman empire’. Hij schrijft over de Arabieren:
‘De algemene opkomst van Arabische grootheid moet toegeschreven worden aan de geest van de natie, eerder dan aan de kwaliteiten van hun leiders. En een groot aandeel moet gaan naar de zwakheid van hun tegenstanders. De geboorte van Mohammed vond op fortuinlijke wijze plaats in een uiterst gedegenereerde en chaotische periode in de geschiedenis van de Perzen, de Romeinen en de Europese barbaren. De rijken van Trajanus en zelfs van Constantijn en Karel de Grote zouden de aanval van de naakte Saracenen hebben afgeslagen, en de stroom van fanatisme was onzichtbaar ten onder gegaan in de woestijnen van Arabië.’
Gibbon legt de schuld voor de zwakte niet bij klimaatverstoring of pest maar vooral bij zwak leiderschap. De Arabieren waren fanatiek maar sterke keizers hadden wel raad geweten met die beesten uit de woestijn. Over het hoe en waarom van de ramp heeft Gibbon verder niets te melden. Dat is hem nauwelijks kwalijk te nemen want in zijn tijd waren er over deze chaotische periode nauwelijks bronnen beschikbaar. Dus moest hij zijn toevlucht nemen tot bovenstaande vage, dramatische schets. Tegenwoordig veel meer materiaal beschikbaar. En dus mag je als lezer, anno nu, wanneer iemand schrijft over The Fate of Rome, toch verwachten dat er enige aandacht wordt besteed aan het krijgsverloop, de tactieken en prestaties van de Arabieren. Want hoe zwak en ziek en arm het rijk ook was, het beschikte over grote reserves, en dus blijft de vraag hoé de Arabische invallers hun sloopwerk zó snel konden verrichten. Maar helaas. De Arabieren komen in de 292 pagina’s van zijn boek bijna niet voor. Alsof ze er eigenlijk niet toe doen. Harper suggereert dat het rijk door die klimaatverandering en de pestepidemie zó sterk was verzwakt, dat werkelijk élke grote tegenslag het omver had kunnen kegelen. Toevallig waren dat de Arabieren.
Die bijziendheid is in zekere zin onvermijdelijk. Harper is professor of classics aan de Universiteit van Oklahoma. De geschiedenis van de Arabieren en/of de islam ligt ver van zijn bed. Op dat terrein voelt hij zich waarschijnlijk niet echt op zijn gemak en daardoor zoekt hij de oorzaken voor de val van Rome dan ook zoveel mogelijk binnen zijn eigen expertise, binnen het rijk. Waardoor de oorzaak ‘Arabieren’ kleiner en kleiner wordt. Het resultaat is dat hij net zo vaag over hen schrijft als Gibbon. Harper wijdt in zijn werk twee passages aan de komst van de Arabieren. Beide staan praktisch aan het slot van het boek. De eerste passage gaat als volgt (p. 171):
‘The harder climate and the malevolent germ [de pest, mh] had worked deep change across the territories of the empire, and the reckoning was at hand. When John the Almsgiver [patriarch van Alexandrië die moest vluchten voor de Perzen, mh] left Alexandria for his native Cyprus, he could watch the scaffolding of the ancient roman order in the Mediterranean start to crumble around him. […] But the armies of Persia were only a prelude to something of even greater moment, whose long-range consequences for Mediterranean and indeed global history were inestimable more profound. Just four years after the death of John, an apocalyptic prophet led his followers from Mecca to Yathrib, the hegira. Soon they would be on the borders of Roman Arabia. Johns friend and biographer, Sophronius, patriarch of Jerusalem, would live to see the Roman’s world last zone of energy simply fall from the grasp of an exhausted empire.’
Net als bij Gibbon: beeldende taal. Om hardop voor te lezen. Volgens Harper hebben klimaatverandering en pestepidemie een deep change veroorzaakt, the reckoning kwam eraan, het geraamte (scaffolding) van het rijk begon met de komst van de Perzen te verkruimelen en tegen de tijd dat de Arabieren opdoken verloor the exhausted empire zoiets als zijn last zone of energy (??). Mooi gezegd, maar het is een slag in de lucht. Het rijk ging ten onder, schrijft hij, omdat het veranderd was, uitgekleed, uitgeput door klimaatverandering en ziekte. En hoe weet hij dat het zo was? Omdat het rijk ten onder ging.
De andere passage is ook de enige keer (!) dat de naam Mohammed valt. Ze staat even verderop, op p. 284. Dat is acht pagina’s voor het slot. Harper gaat hierbij in op het (vermeende) fanatisme van de Arabische veroveraars. Ze luidt:
‘The spark that lit the fire in Arabia was the rise of a new monotheistic religious ideology, one that would bind together a community of believers across ancient tribal divisions. The religious mission of Mohammad was simply precipitated from the atmosphere of apocalyptic feeling across the near eastern world. It was a distinctive outgrowth of the apocalyptic fervor that set in with the arrival of pandemic plague and the ice age. The seeds of eschatological fear had floated on the wind, beyond the borders of Rome, and taken root in strange soil. What set the new religion apart was not so much its native Arabian elements, as its greater range of motion. Where Jewish and Christian eschatology were confined to the closed tradition of revelation, in Arabia a new prophet claimed to have a final revelation of God.’
En na enkele zinnen waarin beweerd wordt dat Mohammed het Einde der Tijden héél nabij achtte, volgt nog (p. 285):
‘The origins of the islam lie in an urgent eschatological movement, willing to spread its revelation by the sword, proclaiming the Hour [van het Einde, mh] to be at hand. Here, the eschatological energy of the seventh century found its most unrestrained development. It was electrifying. The message was the last element in the perfect storm. The southeastern frontier of the empire was erased overnight. Political lines of a thousand years were instantaneously and permanently redrawn.’
Opnieuw, vooral mooi om voor te lezen. De ronkende metaforen struikelen over elkaar. (Het vreselijke cliché ‘perfect storm’ vergeven we hem maar even.) Voor de goede orde, bovenstaande passages zijn álles wat Harper over de Arabieren en de Arabische veroveringen te melden heeft. Hun komst was, schrijft hij een alinea verderop, ‘the final act in the fall of the Roman empire.’ Alweer heel dramatisch geformuleerd maar daar moet ik dan wel aan toevoegen dat dit de meest summiere slotacte van een drama is, ooit geschreven.
Maar hoe is het inhoudelijk gesteld met deze passage? Een paar punten:
- Laat ik eerste even vaststellen dat voor Harper blijkbaar buiten kijf staat dat de Arabieren religieuze fanatici waren en dat dit fanatisme hun succes verklaart. Hij besteedt geen woord aan hun organisatie, uitrusting, tactiek, et cetera. Het oude cliché van de goedsdienstfanatieke moslimveroveraar is bij hem nog springlevend. Ik kom hier zo op terug.
- Harper suggereert dat Mohammed van begin af aan streefde naar de verovering van het Byzantijnse rijk. Maar de Koran maakt daar helemaal géén melding van. En ook de verhalen over Mohammed zeggen hier niets over. Wellicht dat een, twee anekdotes bestaan die dit suggereren, maar die kunnen gemakkelijk dateren van ná de veroveringen. Het gaat dan dus waarschijnlijk om ‘voorspellingen achteraf’. Uit alles blijkt dat Mohammed maar één doel had tijdens zijn leven: de verovering van Mekka en het herstel van het monotheïsme aldaar.
- Harper beweert dat Mohammed ‘besmet’ was geraakt met de Byzantijnse overtuiging dat het Einde heel nabij was, een overtuiging die opgeroepen zou zijn doorklimaatverandering en de pest. De islam is volgens hem zelfs: a distinctive outgrowth of the apocalyptic fervor that set in with the arrival of pandemic plague and the ice age. Zo komt zijn betoog natuurlijk mooi samen. Maar er is nooit enig verband aangetoond tussen die twee rampen en enige groei in het geloof van de naderende Eindtijd. Dat geloof laaide regelmatig op onder het volk, zowel vóór als ná die rampen.
- Bovendien staat helemaal niet vast dat Mohammed ervan overtuigd was dat het Einde heel nabij was. De Koran bevat weliswaar vele beschrijvingen van hemel en hel, en wat de mens daar te wachten stond, maar als het gaat om wannéér het Einde zou komen zijn er naast een paar verzen die suggereren ‘spoedig’ net zo veel verzen die benadrukken dat Mohammed, of welke sterveling dan ook, dat nooit kan weten. (Alleen God weet dat.) De ‘eschatologische Mohammed’ is momenteel een populaire, maar wat mij betreft zeker niet bewezen hypothese.
- Harper beweert simpelweg dat die spoedige verwachting van de Eindtijd leidde tot een drang tot veroveringen. Maar waaróm het een tot het ander leidt, blijft in het luchtledige hangen. Termen als range of motion en unrestrained klinken wetenschappelijk maar zijn alleen maar vaag.
- Er zijn helemaal geen aanwijzingen de Arabische strijders gedreven werden door de verwachting van een spoedige Eindtijd. De vroegste bronnen uit die tijd geven heel iets anders aan. De Arabieren zeiden dat zij (na de Joden en de christenen) het nieuwe uitverkoren volk waren. Dat God daarom aan hun kant vocht en dat de rijkdommen van de aarde nu voor hén waren. Dat nu hún tijdperk was gekomen. Dat is totaal iets anders dan het idee dat het Einde nabij zou zijn.
Samengevat: The Fate of Rome is een uitstekend boek en ik raadt iedereen aan om het te lezen. Maar als het gaat om degenen die het Byzantijnse rijk bijna de doodsklap uitdeelden, de Arabieren, komt Harper niet verder dan het eeuwenoude cliché dat zij konden overwinnen dankzij hun fanatisme. Het enige verschil met Gibbon is dat dit fanatisme volgens hem niet het product was van ‘de islam’ of pure barbarij maar van de overspannen Eindtijdverwachtingen. Dat is slim. Die oude opvattingen over Arabieren zijn anno 2019 immers niet meer bon ton.
Tot slot, volgens mij is er naast de klimaatramp, de pest en de slepende oorlog met de Perzen, nog een vierde oorzaak aan te wijzen voor de verzwakking van het rijk. Een factor die Harper niet noemt en ook in andere werken over de val van Rome meestal niet wordt genoemd, of hooguit als bijzaak. Dat is het uiteenvallen van de christendom. Het christendom vormde ideologisch én bestuurlijk de ruggengraat van het rijk. De bisschoppen vormden een onmisbaar onderdeel van het keizerlijk bestuur. Het zijn de kerkscheuringen geweest die (om Harper te citeren) het geraamte van het rijk grote schade toebrachten. Meer daarover leest u alles in mijn boek ‘Uit de diepten van de hel’.
Kyle Harper, The Fate of Rome, Princeton University Press.