Algerije, islamisten en... de Joden

Een onbekend land, een president die voor de vijfde keer herkozen wil worden, een volksopstand en een president die daarna inbindt. Op het eerste gezicht lijken de recente gebeurtenissen in Algerije alleen maar positief. Demonstranten hebben een hardnekkige heerser geleerd om op zijn tellen te passen. Maar de strijd is nog niet gestreden. Algerije is een smeulend kruitvat. En deze herhaling van de Arabische lente roept dezelfde vraag op als een paar jaar geleden: kan zoiets wel goed aflopen?

President Bouteflika is bereid van een vijfde termijn af te zien. Maar hij heeft tegelijkertijd de presidentsverkiezingen afgelast, en wat fraaie beloften gedaan. Hij blijft met andere woorden gewoon zitten, waarschijnlijk in de hoop dat het oproer vanzelf zal uitsterven. In reactie daarop hebben (hoe kan het anders) de demonstranten hun eisen opgeschroefd. Niet alleen Bouteflika, de hele corrupte bestuurderskliek moet worden vervangen. Die kliek houdt het land nu zo’n twintig jaar in een bang, wankel evenwicht. Wanneer die kliek écht ten val komt, zijn de gevolgen waarschijnlijk niet te overzien.

I.

Bouteflika behoort tot de allerlaatste vertegenwoordigers van de generatie revolutionairen die in de laren vijftig en zestig van de vorige eeuw de koloniale bezetter, Frankrijk, verdreven. Die revolutionairen waren beslist geen conservatieve moslims; hun inspiratiebronnen waren Castro, en het Arabisch socialisme van de Egyptische president Nasser. De Franse koloniale autoriteiten hadden regelmatig overhoop gelegen met de islamitische geestelijken omdat ze de controle opeisten over de grote religieuze stichtingen, die enorme bezittingen hadden en daarmee veel macht. De islamitische geestelijken beschouwden die stichtingen uiteraard als ‘van hun’. Nadat de Fransen verdwenen waren, zetten de nieuwe machthebbers die strijd tegen de geestelijken gewoon voort, nu uit naam van het volk. Met als gevolg dat de geestelijken het Algerijnse volk langzaam maar zeker wist op te zetten tegen de nieuwe elite.

Dat, en andere bronnen van onvrede, leidde tot een serie ongeregeldheden en opstanden. In 1989 verenigde het verzet zich in de FIS, het Front Islamique du Salut, dat in datzelfde jaar een klinkende verkiezingsoverwinning behaalde. De oude revolutionairen grepen in. FIS-leiders werden in de gevangenis gegooid. Een militante vleugel nam de wapens op. Een tweede vleugel deed hetzelfde. De beide vleugels gingen elkaar bestrijden. De Algerijnse burgeroorlog die daarna ontstond, kostte honderdduizenden burgers het leven. Zo rond 2000 verliep de strijd. Het land was kapot. De revolutionairen en het leger hadden nog steeds de touwtjes in handen en dwongen in 2004 een amnestie af. De moordenaars (aan alle zijden) gingen vrijuit. Wat resteerde, was een sociaal en politiek kruitvat.

De FIS is verboden, maar ongetwijfeld niet verdwenen. Datzelfde geldt voor de generatie die de gruwelijke burgeroorlog bewust heeft meegemaakt. Niemand wil een terugkeer naar die bloedige tijd twintig, dertig jaar geleden. Maar niemand kan voorspellen wat er gaat gebeuren wanneer de huidige machthebbers aan de kant worden geschoven. Komt er een wederopstanding van de FIS? En maakt deze partij enige kans tijdens verkiezingen? Als een ideologische opvolger van de FIS een grote overwinning behaalt, ligt de weg open voor een islamisering van de samenleving. In dat geval ligt een herhaling van het Egyptische scenario voor de hand. Dan zal het leger weer hard ingrijpen.

II.

De FIS, die in 1989 de algehele onvrede onder de bevolking wist te bundelen, was geen conservatieve islamitische beweging. Ze vertegenwoordigde een nieuwe stroming, die ook voor de conservatieve geestelijken maar moeilijk te verteren was. Het was een nieuwe loot aan de stam van het Moslim Broederschap, of anders gezegd van het islamisme. Deze verkondigt dat de problemen van de islamitische wereld een islamitische oplossing vereisen. ‘Geïmporteerde’ oplossingen zoals liberalisme, socialisme en democratie( om maar te zwijgen van zaken als atheïsme en feminisme) zijn hiervoor onbruikbaar en zelfs schadelijk want ze staan haaks op de enige echte oplossing: de islam. Alle buitenlandse invloeden moeten worden afgewezen. De staat dient georganiseerd te worden uitsluitend op basis van de islamitische wetgeving, de sharia. De Moslim Broederschap werd al in 1928 opgericht in Egypte, maar vanaf de jaren vijftig wreed onderdrukt door president Nasser. Gevolg: de beweging ging ondergronds en radicaliseerde. Ze dook weer op na 1967, na de nederlaag van Egypte (en socialistische broederstaat Syrië) in de oorlog tegen Israël. Vanaf dat moment was het islamisme voor velen het ‘moderne’ alternatief; het antwoord op het falen van het dictatoriale socialisme van Nasser. En het islamisme dook overal op waar oude elites te lang op het pluche zaten. Zo ook in Algerije.

Het islamisme heeft vele sterke punten. Haar uitgangspunt klinkt redelijk maartegelijkertijd is het vaag en beschikt het over een weidse toekomstvisie. Het doet een beroep op xenofobie en appelleert aan het gevoel dat de Arabieren slachtoffers zijn, en het presenteert zich als een volksbeweging. Het islamisme klinkt redelijk omdat het de enorme problemen waar de islamitische wereld mee worstelt, afschuift op buitenlandse invloeden. Op het kolonialisme, het Amerikaanse kapitalisme en het imperialisme, of gewoon een brede, duistere samenzwering gericht op de vernietiging van de islam. De schuld ligt in elk geval ergens anders – en dat klinkt veel moslims heel logisch in de oren.

Het islamisme is vaag omdat niemand weet hoé de sharia gebruikt kan worden als enige basis voor een staat en maatschappij. De ‘klassieke’ islam wijst deze mogelijkheid dan ook af. De sharia levert concreet regels voor de ibadaat (de geloofspraktijk), de moe’amalaat (trouwen, scheiden, erven, aspecten van het burgerlijk recht) en daarnaast is er de hoedoed, een zeer beperkt lijstje van overtredingen waarvoor in de Koran bijbehorende straffen zijn te vinden. Het grootste deel van het burgerlijk recht en het strafrecht, en het volledige staatsrecht, behoren niet tot de kern van de sharia. Dat is het terrein van siyasa (zeg maar: politiek). Daarover kunnen de islamitische rechters zich buigen, met variabele uitkomsten. Zeker als het gaat om de technische vraag ‘hoe te besturen’ biedt de sharia in feite alle vrijheid. De Koran raadt leiders aan om bij anderen om ‘raad’ te vragen. Daar kom je niet ver mee. De wereldlijk leiders hadden wat dat betreft altijd veel vrijheid – al werden ze uiteraard in de gaten gehouden door de geestelijken om inbreuken op de beperkte terreinen van de sharia te voorkomen.

Islamisten zie dat anders. Zij houden vol dat er wel degelijk zoiets kan bestaan als ‘een’ islamitische staat die op islamitische wijze wordt bestuurd. Sterker, die staat heeft in het verre verleden bestaan, namelijk toen Mohammed nog leefde. Details als ’hoe dan?’ kunnen volgens de meesten pas later worden ingevuld. Maar er is wel een gemeenschappelijke, grootse visie: de gemeenschap van gelovigen, of de afzonderlijke islamitische staten, zullen uiteindelijk aaneen smelten tot één islamitisch wereldrijk dat het, net als vroeger, ten tijde van Mohammed en de eerste kaliefen, op zal nemen tegen de verdorven westerse vijanden van de islam. Gewelddadige islamisten (de jihadisten) willen dit ‘kalifaat’ direct al met de gewapenderhand stichten. De ‘gematigde’ vorm van het islamisme wil dit wereldrijk langs vreedzame weg bereiken. Die laatste is de laatste decennia uitgegroeid tot de dominante denkwijze binnen de islamitische wereld. Het is, in de woorden van de vooraanstaande Amerikaanse islamoloog Bassam Tibi ‘de populairste politieke stem in de wereld van de islam’.

Die populariteit van de gematigde versie van het islamisme is dus geen wonder. Het inzicht dat de maatschappij en de staat gebaseerd zou moeten zijn op de islam, en dus op de sharia, wordt door het overgrote deel van de moslims aanvaard. Dat klinkt velen zó redelijk in de oren dat islamistische bewegingen zoals de Broederschap en de FIS in tijden van grote maatschappelijke spanningen in staat zijn om de sympathie te verwerven van een groot deel van de bevolking. Daar komt bij dat dergelijke gematigde bewegingen best bereid zijn om mee te werken aan democratische verkiezingen. Ook al wijzen ze de democratie af (God moet regeren!), het democratische stelsel kan nog steeds een opstap zijn naar de islamistische ideaalstaat. Die bereidheid om het democratische spel mee te spelen kan buitenstaanders op het verkeerde been zetten, zo waarschuwt de al genoemde Bassam Tibi. Het zijn géén politieke partijen maar bewegingen. In zijn recent in Nederlands vertaalde boek Islamisme en islam waarschuwt hij voor de westerse neiging om islamisten die dat spel meespelen aan te duiden als ‘gematigde moslims’. Ze gooien misschien niet met bommen  maar het zijn ook géén democraten. Hun uiteindelijke doel is hetzelfde als dat van de jihadisten: een niet-democratisch islamitisch wereldrijk.

III.

Tibi, die zich inzet voor de dialoog tussen moslims, joden en christenen, wijst met grote nadruk op de belangrijke rol die het antisemitisme speelt binnen het islamisme. Volgens hem pikten de Moslim Broeders dit op omdat het perfect paste in hun dualistische wereldbeeld. Hij wijst op de Egyptische ideoloog en voorman van de Moslim Broeders Sayyid Qutb (1906-1966). De wereldgeschiedenis, aldus Qutb, is een strijd van de islam tegen de rest van de wereld. En achter alle vijanden van de islam, door alle eeuwen heen, gaat in feite maar één vijand schuil: de Joden. Hij gaat daarbij zelfs zo ver dat hij de Turkse leider Kemal Atatürk (die de laatste Ottomaanse kalief naar huis stuurde) een Jood noemt. Qutb schrijft in ‘Onze strijd tegen de Joden’:

‘Wie probeerde de ontluikende islamitische staat Medina te ondermijnen en wie hitste de Koeraisj in Mekka, maar ook andere stammen op tegen de oprichting ervan? Het was een Jood. Wie stond er achter de fitna-oorlog en de moord op de derde kalief Oethman en alles wat hierna aan tragedies plaatsvond? Het was een Jood. En wie deed de nationale onenigheden ontvlammen tegen de laatste kalief en wie stond achter de onrust die eindigde met de afschaffing van de sharia? Het was Atatürk, een Jood. De Joden stonden altijd en staan nog altijd achter de oorlog die tegen de islam gevoerd wordt. Vandaag de dag duurt deze oorlog nog steeds voort tegen de islamitische heropleving op alle plaatsen op aarde.’

Qutb voorspelt een apocalyptische Eindstrijd tussen het kwaad, de Joden, en God, de islam, waarna de islam zal zegevieren en de hele wereld zal bekeren. Volgens Tibi is het ‘extreme’ islamisme, en dan met name dankzij Sayyid Qutb, verantwoordelijk voor de verbreiding van het antisemitisch gedachtengoed in de islamitische wereld. Tibi wijst erop dat Qutbs werken tegenwoordig overal in de Arabische wereld te koop zijn. (Net als de Protocollen van Zion, die door Qutb wordt geciteerd.) En het is voor hem een extra reden om te waarschuwen voor ‘gematigde’ islamisten. Ze pretenderen democratisch te zijn en vreedzaam, maar zijn in wezen antidemocratisch en antisemitisch. Daarmee vergroot hij bij de lezer ongetwijfeld de afkeer van het islamisme, wat ook de bedoeling is van zijn boek. De vraag is of deze aantijging echt hout snijdt.

IV.

Het antisemitisme is in de Arabische wereld wijd verbreid. De data verzameld door de Amerikaanse Anti Defamation League zijn wat dat betreft ontluisterend. Ik doe een bescheiden greep. Daarbij pak ik twee metingen die duiden op ‘gewone’ jodenhaat (‘ze hebben te veel invloed’) en één meting die aangeeft in hoeverre men gelooft in de Joodse Wereldsamenzwering tegen de eigen cultuur, namelijk de overtuiging dat de Joden verantwoordelijk zijn voor de beide wereldoorlogen.

Om, ter vergelijking, met Nederland te beginnen: volgens de ADL (cijfers uit 2015) vindt ongeveer 15 procent van de Nederlanders dat de Joden (te) machtig zijn. Zeven procent vindt ze te machtig in de media; zes procent denkt dat ze verantwoordelijk zijn voor beide wereldoorlogen. In Duitsland zijn de (afgeronde) scores in deze drie categorieën: 30, 20 en 13 procent. In Griekenland zijn de cijfers 80, 70 en 40 procent. En dan het Midden-Oosten. Algerije: 80, 80 en 80 procent. Egypte: 70, 70, 65 procent. Irak: 80, 80, 75 procent. Turkije: 70, 70, 50. Marokko (dat een bescheiden Joodse minderheid kent): 80, 70, 65. Et cetera.

Een voorzichtige analyse. Griekenland telt zo’n elf miljoen inwoners, waaronder een paar duizend Joden in twee kleine enclaves, in Athene en Thessaloniki. Verreweg de meeste Grieken komen nooit een Jood tegen. En het land kent uiteraard geen invloed van het islamisme. Maar het antisemitisme is er niet minder om. De oorzaak moet gezocht worden in de Grieks-orthodoxe kerk die een lange antisemitische traditie kent. Om een voorbeeld te geven: de zeer vereerde heilige, patriarch Johannes Chrysostomos (rond 400), noemde de Joden leugenaars en lui, en eigenlijk alleen geschikt om afgeslacht te worden. Dat is in de loop der eeuwen nooit minder geworden (en de oosters-orthodoxe jodenhaat spreidt zich uit tot voorbij de Wolga). Voor de Arabische landen geldt hetzelfde: ook hier een breed gedragen antisemitisme. En ook daar wonen nauwelijks tot geen Joden meer – al kunnen velen zich wel druk maken, of zorgen maken, om de Amerikaanse steun aan Israël en het Israëlisch-Palestijnse conflict. De invloed van het extreme islamisme verschilt echter van land tot land (Egypte en Irak hoog; Turkije en Marokko niet of nauwelijks) maar de cijfers zijn uniform. Overal gelooft 70/80 procent dat de Joden de beide wereldoorlogen hebben uitgelokt. Ook hier ligt het dus meer voor de hand om de oorzaak te zoeken in de anti-Joodse traditie – dit keer van de islam.

Bassam Tibi maakt, in navolging van andere denkers op dit vlak waaronder Hannah Arendt, onderscheid tussen ‘eenvoudige’ jodenhaat of judeofobie, die voort zou komen uit rancune, en het ‘echte’, veel gevaarlijkere antisemitisme, waarin de Joden afgeschilderd worden als het ultieme kwaad, dé vijand van alles wat mooi, waar en goed is. Het eerste is heel oud; het tweede zou van recente datum zijn. De traditionele islam zou zich schuldig maken aan de eerste vorm. In de Koran worden de joden keihard aangevallen, maar dat zou dan die gewone (ook voor Tibi betreurenswaardige) Jodenhaat zijn. Die andere vorm, het veel zwartere antisemitisme, ontstond volgens hem in de negentiende eeuw, in Europa, en zou omstreeks 1900 door Franse kolonialen geïntroduceerd zijn in de Arabische wereld. En later dus zijn opgepikt door islamistische denkers als Sayyid Qutb. Persoonlijk vind ik de tweedeling problematisch. De opvatting dat de Joden dé vertegenwoordigers zijn van het Kwaad, dat ze geregeerd worden door de duivel, dateert, zoals we zagen, al uit de vierde/vijfde eeuw. In de negentiende eeuw krijgt dezelfde opvatting een raciaal verfje (niet het geloof of hun psychologie, maar het ‘ras’ zou het gevaar zijn en de wereld bedreigen) maar in wezen veranderde er niets. De opvatting dat de Joden verantwoordelijk zijn voor alle kwaad (inclusief wereldoorlogen) is veel ouder dan de Europese (racistische) variant. Maar Tibi wil graag aantonen dat het islamistisch antisemitisme puur een ‘importproduct’ is. Van vreemde herkomst. Dat idee slaat ongetwijfeld aan bij veel moslims – maar waar kennen we dat van?

Bassam Tibi is er heilig van overtuigd dat islam en democratie, en een pluriforme samenleving, verenigbaar met elkaar zijn. Dat is mooi. En het is volkomen begrijpelijk dat hij bezorgd is over de opkomst van het islamisme – niet alleen de gewelddadige variant maar ook de vreedzame, die volgens hem ten onrechte ‘gematigd’ wordt genoemd. Hij doet er goed aan om daarbij te wijzen of het felle antisemitisme in de geschriften van ideologen als Sayyid Qutb. Maar Qutb hoefde daarvoor geen gebruik te maken van Europese import. Het antisemitisme had allang diep wortel geschoten – inclusief de opvatting dat de Joden het ultieme kwaad vertegenwoordigen. Tibi valt voor de neiging waar veel moslims onder gebukt gaan, en dat is dat ze graag suggereren dat al het slechte ‘van buiten’ komt. Dat wat zij waardevol achten, door buitenstaanders bedreigd wordt. Die mentaliteit staat verandering, verbetering, innovatie van bestuur en maatschappij ernstig in de weg. Die mentaliteit kan er ook weer voor zorgen dat in Algerije straks de islamistische verleiding, de belofte ‘de islam is de oplossing’, weer hoge ogen zal gooien. Met alle risico’s van dien.

Bassam Tibi, Islamisme en Islam, Uitgeverij de Blauwe Tijger, 22,50 euro.

 

 

 

 

 

Marcel HulspasComment