IS herontdekt de islam als excuus voor verkrachting

Dat de strijders van IS voor eigen gebruik een selectie mogen maken uit de veroverde ongelovige vrouwen, dat was al langer bekend. Nu, na een recente publicatie in de New York Times, is duidelijk dat niet alleen vrouwelijke Yezidi’s door IS worden verkocht en misbruikt, maar ook westerse vrouwen. En dat de hoogste leider hier het voorbeeld geeft. De Amerikaanse hulpverleenster Kayla Mueller, die twee jaar geleden door IS werd opgepakt en begin dit jaar door IS werd vermoord, was geruime tijd de slavin van de leider van IS, Aboe Bakr al-Bagdadi himself. Hij moet haar persoonlijk hebben geselecteerd. Een Amerikaanse vrouw als slaaf, om te misbruiken – die kans kon Aboe Bakr blijkbaar niet laten lopen. Deze vrouw bezitten en vernederen was het persoonlijke genoegen van Aboe Bakr – en was een teken aan zijn directe omgeving dat ook zij straks de beschikking zouden krijgen over westerse slavinnen. Dat de eindoverwinning nadert. Met alle seksuele beloningen die daarbij horen.

De slavernij werd in Arabië (in het Ottomaanse rijk) zo'n anderhalve eeuw geleden officieel afgeschaft. (Officieus bestaat ze op vele plaatsen nog steeds, met name schuldslavernij, maar dat is geen uniek islamitisch probleem.) De toenmalige geestelijken waren fel gekant tegen dat besluit; hun voornaamste argumenten waren dat slavernij vermeld staat in de Koran, en daarin niet expliciet veroordeeld wordt (voor details, zie mijn boek), maar ze hadden vooral het praktische bezwaar dat slavinnen niet gemist konden worden mocht een man geil worden. De moslimman moest zijn zaad toch ergens kwijt – en de staat zou met zo'n besluit stimuleren dat hij zich aan nette vrouwen zou kunnen vergrijpen. Mede dankzij deze tegenwerking (en het zwakke otoomaanse bestuur) duurde het nog geruime tijd voordat de slavenmarkten (met name die in Mekka) verdwenen waren. Nu heeft IS als eerste staat (want IS zal nog wel effe bestaan) de slavernij herontdekt en goedgekeurd. Om dat besluit goed te praten, moesten de IS-theologen religieus shoppen, op zoek naar teksten die deze schanddaad konden vergoelijken.


De islamitische traditie maakt onderscheid tussen twee soorten gevangen vrouwen. Vrouwen van ongelovigen (van moeshrikoen, dat wil zeggen, tegenstanders die nooit moslim waren geweest) mag je tot slaven mag maken. Maar bij de vrouwen van afvalligen (van moenafikoen, die wél eerder moslim waren geweest) mag dat niet. Vrouwen uit de laatste categorie krijgen een simpele keuze voorgelegd: bekeren of sterven. De gedachte hierachter was dat afvalligen per definitie Arabieren moesten zijn (de islam was immers Gods gift aan de Arabieren), en het was ondenkbaar dat een Arabische vrouw Gods genade zou kunnen weigeren. Dus was er slechts de keus: bekeren of de gladiolen. Ongelovigen daarentegen, konden getolereerd worden. Over hen had God gezegd dat zij op de Dag des Oordeels door God veroordeeld zouden worden, dat betekent dat zij tot die tijd mochten leven – dat wil zeggen dat ze als slaven of onderworpenen in leven mochten blijven.

Tot welke categorie behoren de Yezidi-vrouwen, die IS twee jaar geleden ‘in bezit’ kreeg? Die vraag moesten de IS-Korandeskundigen beantwoorden. En ze kwamen met een mooi antwoord. Het zou natuurlijk een beetje zonde zijn om hen het hoofd af te hakken. De strijders hadden immers meestal al andere plannen met deze vrouwen. Dus stelde IS een speciale commissie in om te bepalen tot welke categorie de Yezidi-vrouwen behoorden. (Een en ander staat keurig beschreven in de IS-glossy Dabiq van oktober vorig jaar.) Die commissie kwam gelukkig tot de conclusie dat de Yezidi’s geen afvalligen waren maar echte ongelovigen, dat hun geloof (door IS vaak aangeduid als het vereren van de duivel) dateerde van vóór de komst van de islam. Dat bood mogelijkheden:

'Nadat ze waren veroverd, werden de Yezidi vrouwen en kinderen overeenkomstig de sharia verdeeld onder strijders die deelgenomen hadden aan de operatie in Sinjar, nadat een vijfde van de slaven overgedragen waren aan de autoriteiten van de Islamitische Staat als [de zogenoemde] khoems. (…) De tot slaven gemaakte Yezidi gezinnen worden nu door de soldaten van de islamitische staat verhandeld, zoals de ongelovigen werden verkocht door de metgezellen van de Profeet.’

En zo kent de Arabische wereld sinds pakweg een eeuw weer een echte slavenmarkten.

De imams van IS hebben uiteraard gezocht naar Koranverzen die deze praktijken direct konden ondersteunen. Maar de koran vermeldt niets specifieks over het lot van gevangengenomen vrouwen. Wél over slavinnen in het algemeen (daar mocht een man/eigenaar mee doen wat hij wilde) maar niet expliciet over levende vrouwelijke oorlogsbuit. Als het om buit ging, had God belangrijker zaken aan Zijn hoofd; Hij waarschuwde dat de buit na een overwinning eerlijk verdeeld moest worden, en dat betekende dat een vijfde deel automatisch aan God en de profeet toebehoorde. Een dergelijk vast aandeel voor de stamleider (en zijn familie) was in die woeste dagen niet ongewoon; die leider had immers heel wat vrouwen, bijvrouwen, slavinnen en familieleden te onderhouden, en hij moest daarnaast in staat zijn om ondergeschikten te belonen, vijanden om te kopen, et cetera. (God benadrukt in de Koran dat dat vijfde deel ook bestemd is voor wezen, behoeftigen en andere goede doelen, dus de strijders moesten niet zeuren over zelfverrijking.)  God maakt er zelfs een punt van dat wanneer de buit zónder enige strijd in handen van de Profeet is gevallen, ze in haar geheel aan de profeet toebehoort, want er waren nu eenmaal geen strijders aan te pas gekomen:

'En de buit die God van hen tot Zijn boodschapper heeft doen keren, die hebt niet gij achterhaald met paarden noch met andere rijdieren maar God geeft Zijn boodschappers beschikking over wie Hij wil. God is over alle ding machtig. De buit die God tot Zijn boodschapper heeft doen keren van de bewoners der steden, dat behoort aan God en aan de boodschapper en aan de verwant en de wezen en de behoeftigen en de zoon des wegs opdat het niet zou worden tot wisselend bezit tussen de rijken onder u.’

(59:6-7)

Dat het gebruikelijk was om veroverde niet-Arabische vrouwen tot slaven te maken blijkt uit het verhaal van de verovering van de Joodse oasestad Chaibar. Na afloop werd de hele (resterende) bevolking tot slaven werd gemaakt. Naburige oases die zich uit pure angst zonder slag of stoot overgaven aan Mohammed en zijn strijders, waren vanaf dat moment zelfs het persoonlijke bezit van de Profeet (en de inwoners werden zijn persoonlijke slaven). Verder is het duidelijk dat de Profeet, na een overwinning, voor zichzelf vrouwen uitkoos, waardoor zijn harem steeds groter werd. Zo nam hij na zijn overwinning op de stam Moestalik de dochter van de leider deze stam tot zijn vrouw – tot overigens woede van zijn jonge vrouw Aisja, die onmiddellijk een hekel kreeg aan de nieuw rivale.

De officiële afschaffing van de slavernij dateert inmiddels van zó lang geleden, dat verreweg de meeste moslims slavernij en islam onverenigbaar achten. Daarom kon IS zich ter rechtvaardiging van de slavernij niet een-twee-drie op dat soort oude verhalen over Moh beroepen, maar moest men op zoek naar 'bewijzen’ dat de slavernij in deze eeuw weer opnieuw ingevoerd mag worden. Het artikel in Dabiq verwijst daarvoor naar twee hadith (tradities) met uitspraken van Mohammed. Ten eerste zou hij gezegd hebben: 'God verwondert zich over mensen die de hemel geketend binnengaan.’ Deze uitspraak is eenvoudig te interpreteren als: Mohammed vond het een vreemde zaak dat een moslim een slaaf (van een andere moslim) kon zijn. (Dat komt keurig overeen met het gegeven dat Mohammed de slavernij wilde beheersen, terugdringen, maar zeker niet afschaffen – zo radicaal was hij niet.) Het commentaar in Dabiq op deze (vermeende) uitspraak luidt echter:

'Nu we al-Malhama al-Koebraa, de grootste slag vóór het Uur (de eindstrijd tegen het Westen, vlak voor de Dag des Oordeels, mh) naderen – wanneer zij komt op Gods bevel – is het interessant te merken dat slavernij genoemd wordt als een van de tekenen van het Uur en als een van de oorzaken van al-Malhama al-Koebraa.’

Een andere traditie vermeldt dat Mohammed gezegd zou hebben dat wanneer het Uur naderde, 'het slavenmeisje haar meester zal baren.’ Deze bizarre uitspraak klinkt als een variant op het oude thema dat in die laatste dagen de wereld op zijn kop zal staan (de zon raakt verduisterd, bergen worden stof, et cetera). Maar volgens IS kunnen we dit letterlijk nemen: de overwinnaars zullen er vele slaven op nahouden en die zullen vele zonen (nieuwe heersers) baren.

Nog niet overtuigd? Wie de officiële herinvoering van de slavernij afwijst, wijst volgens Dabiq daarmee de Profeet en de islam af. De auteur waarschuwt dat twijfel hieraan des duivels is:

'Voordat de duivel zijn twijfels zal tonen aan de zwakken van geest en de zwakken van hart, is het verstandig te bedenken dat het tot slaaf maken van de gezinnen van de ongelovigen en het nemen van hun vrouwen als concubines een vast onderdeel van de sharia is, en wie dit ontkent of bespot, ontkent of bespot de verzen van de Koran en de verhalen over de Profeet, en valt daarbij de islam af.’

Het artikel in Dabiq besluit daarna met die bizarre rechtvaardiging voor seksueel misbruik, ontleend aan de verdediging van de slavernij een eeuw geleden:

'Tot slot, een aantal moderne deskundigen heeft gezegd dat het afschaffen van de slavernij geleid heeft tot een toename van de fahisja (overspel), omdat het sharia alternatief voor het huwelijk niet beschikbaar is. Een man die zich geen huwelijk met een vrije vrouw kan permitteren vindt zichzelf omringd door verleidingen tot de zonde. Bovendien worden veel islamitische gezinnen die huishoudsters in dienst hebben, bedreigd door het gevaar (fitna) van verboden samenzijn en het daardoor optreden van zinaa (geslachtsverkeer) tussen de man en de huishoudster, terwijl als zij een concubine was geweest, hun relatie wettig zou zijn geweest.’

Kortom, als het gaat om het straffeloos kunnen vernederen en verkrachten van weerloze vrouwen, zijn bij IS alle quasi-theologische redeneringen toegestaan. De bochten waarin de beweging zich hier wringt, bewijzen dat zij de onderdrukking van de vrouw, de behandeling van de vrouw als 'bezit’,  beschouwen als een cruciaal, centraal onderdeel van de sharia en de islam. IS staat daarin helaas niet alleen. En dat betekent dat de strijd om de vraag wat de islam anno 2015 moet zijn, om de modernisering van de islam, niet los kan worden gezien van de strijd om de emancipatie van de moslima. Het tempo waarin islamitische vrouwen hun rechten weten te veroveren, zou wel eens bepalend kunnen zijn voor het tempo waarin de islam de komende eeuw zal evolueren.


De uitgave van Dabiq:

http://www.danielpipes.org/rr/2014-10-dabiq.228.pdf

Marcel HulspasComment