Hoe Kurt Westergaard in De Balie toch nog bedreigd werd

Er was heel wat politie en beveiliging op de been. Hoeveel het Festival van het Vrije Woord aan  beveiliging kostte, dat wilde burgemeester Van der Laan niet vertellen. Maar het publiek werd er verscheidene malen aan herinnerd: De Balie was die zaterdagavond het best beveiligde stukje Nederland. (Ik geloof er niks van.) En dat alles vanwege de komst van de breekbare, onverstaanbare Kurt Westergaard. Wat mij vooral opviel was de bijdrage aan het debat van Brahim Bourzik, de hoofdredacteur van de Moslimkrant. Daar, in die zwaar beveiligde Balie, en zonder dat het publiek of Westergaard het in de gaten had, maakte hij duidelijk dat moslims de plicht hebben om Westergaard te doden.

Het gebeurde tijdens het debat na de (niet te volgen) lezing van Westergaard. De presentatrice vroeg Bourzik naar zijn mening over de ‘bom in tulband’ Mohammedcartoon van Westergaard, en hij vertelde keurig wat iedereen in de zaal van een keurig geïntegreerde moslim verwacht: dat hij de spotprent afschuwelijk vindt, maar als Westergaard meent dat hij die moet maken, moet hij dat maar doen. Op dat moment stegen uit het publiek tevreden knorgeluiden op. Maar dat was niet alles. Daarna begon Bourzik een hadieth over de Profeet te vertellen – en die bleek veelzeggend. Ahadieth zijn verhalen, tradities bedoeld om moslims duidelijk te maken hoe ze in bepaalde omstandigheden moeten handelen. De keuze is groot; er zijn er duizenden. Bourzik had gekozen voor de volgde vertelling:

Op een dag (zo vertelde Bourzik) kwam een man de moskee binnen en piste in een hoek van het gebouw. Daarop kwam een woedende bezoeker toegesneld, met getrokken zwaard, klaar om deze heiligschenner te onthoofden. Maar zo ver kwam het niet. De Profeet kwam voorbij en vroeg wat er aan de hand was. De woedende moslim vertelde wat er was gebeurd, en vroeg de Profeet toestemming om de dader te onthoofden. Mohammed nam de dader echter apart, en vroeg hem waarom hij dat had gedaan. De man vertelde dat het hem vreseijk speet, dat hij héél nodig moest plassen, dat hij het écht niet meer op had kunnen houden en zo snel geen enkele andere plek had kunnen vinden. De Profeet begreep het. Hij liet de man gaan en gaf opdracht om de plas met een emmer water weg te spoelen.

Bourzik vertelde de hadieth in het Nederlands; Joeri Albrecht zorgde voor een vlotte vertaling naar het Engels zodat Westergaard het kon volgen, waarbij 'peeing in the mosque’ voor de nodige hilariteit zorgde. Uiteindelijk vroeg de presentatrice aan Bourzik wat hij met dit verhaaltje nu eigenlijk bedoelde. En die herhaalde toen braafjes wat hij eerder had gezegd: de prent was afschuwelijk, maar Westergaard moest doen wat hij niet laten kon. Het was een zaak, zo voegde Bourzik toe 'tussen hem en zijn Schepper’. En weer steeg uit het publiek een instemmend gebrom op. Ach ja, dat zo'n moslim dat niet fijn vond, dat kon iedereen begrijpen – maar hij was wél voor het vrije woord! Maar Bourzik hield op dat moment iedereen voor de gek. Wat hij in feite vertelde, was dat elke moslim het recht heeft Westergaard te doden.

De hadieth die Bourzik had gekozen, gaat over hoe te handelen wanneer iemand de moskee (of een andere heilige plaats) grof schendt, ontheiligt. Door deze hadieth te vertellen maakte Bourzik (ongetwijfeld welbewust) duidelijk dat hij vindt dat deze óók geldt voor ongelovigen zoals Westergaard. Hij stelt het maken van een spotprent van Mohammed door een Deense atheïst dus gelijk aan het verontreinigen van een moskee. Bourzik verwerpt daarmee dus het idee dat religieuze voorschriften, zoals 'gij zult de Profeet niet afbeelden of belachelijk maken’, uitsluitend gelden voor gelovigen. Ook ongelovige cartoonisten zijn volgens hem onderworpen aan de islamitische wetgeving. Voor iedereen, gelovig én ongelovig, geldt dat Gods wet staat boven de wereldlijke wet. Dat is het eerste punt dat hij hier maakt. Dan is er de straf. De door hem gekozen hadieth maakt duidelijk dat een ijverige gelovige die getuige is van een grove ontheiliging, het recht heeft om zijn zwaard te trekken, om de dader te doden. Maar, zo stelt de hadieth ook, er is een verzachtende omstandigheid. De pisser weet namelijk aan zijn gerechte straf te ontkomen omdat hij niet anders kón; hij moest héél nodig plassen. Nood breekt hier wet. Wie per ongeluk of écht gedwongen een overtreding begaat, treft geen blaam. Dat is hier de reden waarom de Profeet hem laat gaan. Het is óók duidelijk dat als die nood er niet was geweest, wanneer de man net zo goed ergens anders had kunnen pissen, hij niet aan het zwaard zou zijn ontkomen.

Bourzik kent ongetwijfeld de betekenis van deze hadieth. En hij weet dat voor de 'pisser’ Westergaard geldt dat hij die spotprent uiteraard ook niét had kunnen tekenen – met andere woorden dat er geen absolute noodzaak was voor deze daad en dat Westergaard het dus in principe verdient om onthoofd te worden. Bourzik vertelde de hadieth, maar liet de bijbehorende uitleg zorgvuldig achterwege. Voor de goede verstaander is het echter duidelijk: wat Bourzik betreft heeft elke moslim nog steeds het recht, om niet te zeggen de religieuze plicht, om Westergaard te doden.

Ziedaar de betekenis van deze door Bourzik gekozen hadieth. Weet hij dat? Het kan bijna niet anders.


Hier Bourziks eigen verslag van de avond, met geen woord over wat hij gezegd heeft:

http://www.nieuwwij.nl/opinie/kurt-westergaard-een-oude-man-van-tachtig-jaar/