Het wrede van medelijden

Als het om terrorisme gaat, geven de westerse media ons onvermijdelijk een scheef en beeld. Ze zijn er immers niet om ons te informeren, maar om ons te raken.

Hanina Ajarai is met stille trom vertrokken. De Ad-columniste die half juli bekende dat ze weinig emotie voelde bij het bericht dat de MH 17 boven Oekraïne was neergehaald, maar juist erg geraakt was door het hartfalen van Ajacied Nouri. Een golf van verontwaardiging kwam haar via de sociale media tegemoet. Het AD verdedigde haar, ze bood excuses aan – en ze kreeg vervolgens enkele weken om stilletjes te vertrekken.

Ajarai zou harteloos zijn geweest jegens de nabestaanden van de slachtoffers van de MH 17. Eerlijk gezegd heb ik me daar dan ook schuldig een gemaakt. Ik hoorde het bericht met verbazing en afgrijzen aan, maar alleen de mededeling dat AIDS-deskundige Joep Lange aan boord had gezeten, veroorzaakte bij mij een brok in de keel. Die ken ik. Ik heb hem ooit geïnterviewd. Een van die schaarse interviews die je niet vergeet. Verder waren er bij de ramp geen persoonlijke vrienden of bekenden betrokken. En voor de volledigheid: Nouri’s ineenzakken heeft me nooit iets gedaan. Ik heb niks met voetbal. Voor mij is hij een van de dertigduizend gevallen per jaar.

Medelijden, empathie, vergt herkenning. We moeten méér hebben dan een naam, een datum en een doodsoorzaak. Filmmakers hebben niet voor niets minimaal een uur, veel dialoog én close-ups nodig om ons te laten treuren over de dood van de held. Medelijden is een wreed fenomeen.

Ajarai had in de NRC van 27 mei verteld dat ze haar column beschouwde als een kans om ‘begrip te kweken’ voor de islam. Dat was (vermoed ik) ook de gedachte achter haar column. In islamitische kring kun je regelmatig horen dat ongelovigen in Europa (of ‘gewone’ Nederlanders, tata’s, hoe je ze ook wilt noemen) veel te gemakkelijk heenstappen over het leed dat terroristen aanrichten onder moslims. Alsof die slachtoffers niet zouden tellen. Als bewijs daarvoor wijst men dan op de verslaglegging in de westerse media. Aanslagen in Londen en Parijs worden dagenlang breed uitgemeten; veel bloediger aanslagen in Bagdad of Jemen halen de krant niet eens. Net zo viel het Ajarai op dat de kranten dagenlang vol stonden over de slachtoffers van MH 17. Terwijl dat haar niks deed. Alleen, als tegenhanger koos ze daarbij niet voor de karige berichtgeving over een aanslag op haar geloofsgenoten (keuze te over), maar voor Nouri. Diens lot had haar wél geraakt. Origineel, maar toen ik hem las kon ik die column alleen maar zien als de bekende, maar nu een speciaal voor de AD lezer verhulde, aanklacht tegen het westerse wegkijken.

Kijken we weg? Het probleem is dat de media emoties niet registreren, maar regisseren. Ze laten niet zien dát we treuren, maar wíllen dat we gaan treuren. De media willen ons raken, willen onder onze huid komen, en zijn dus, net als de filmmaker, op zoek naar de emotie, naar herkenningspunten. Bij westerse slachtoffers liggen die voor het oprapen: het waren mensen als u en ik, met een leven als dat van u en ik. Het was een vredige dag, in een stad die u kent. Men zat lekker op een terrasje, was aan het shoppen, ging naar een concert. En ineens waren daar die terroristen! Alle berichtgeving staat in het teken van: dat had u kunnen zijn. (En dan zwijg ik maar over het onvermijdelijke vervolg over ‘wat kunnen we doen om zoiets hier te voorkomen?’)

Het is absoluut waar dat terroristen wereldwijd veel meer moslimslachtoffers maken. Maar het hele proces van ‘herkenning scheppen’, dat de lezer bij zijn lurven grijpt, datervoor zorgt dat het bericht gevréten wordt, is in die gevallen vrijwel altijd onhaalbaar. Het gebeurt in oorlogsgebieden, of anders wel wrede dictaturen. Geweld is daar de dagelijks praktijk. Dat kennen we hier niet. Het is ook ver weg – vrijwel niemand heeft een Aha-erlebnis bij San’aa of Bagdad. Er zijn ook geen journalisten bij de hand die snel ter plekke kunnen zijn, geschrokken getuigen kunnen interviewen, die sfeerbeelden kunnen doorgeven – en als ze er wel snel bij zijn, dan nog valt er nog niks te halen. De autoriteiten doen steevast hun uiterste best om iedereen op afstand te houden en om alle sporen te wissen. Binnen een uurtje moet alles er weer ‘normaal’ uitzien. (Dat collectieve rouwen waarvan we hier zeggen dat de slachtoffers er ‘recht’ op hebben, en waarvan moslims als Ajarai vinden dat de slachtoffers dáár er hiér ook recht op hebben, dat is dáár volkomen onbekend.) Autoriteiten liegen over wat er gebeurde; ze geven geen namen van getuigen of slachtoffers. Zitten journalisten alleen maar dwars, Die moeten het maar uitzoeken. En als ze iemand weten te vinden, doet deze er liever het zwijgen toe. Kortom, een dergelijke aanslag is voor de westerse media een frustrerendem volstrekt hopeloze zaak. Het heeft geen zin daar een redactioneel team op te zetten. Er valt toch niks te melden, te vertellen, en geen emotie te regisseren – zelfs niet te registreren. En dus blijft het bij een eenkolommertje. De media zijn wreed.

Het is goed dat wij westerse nieuwsconsumenten ons realiseren hoeveel filters er bestaan tussen wat er gebeurt en wat ‘nieuws’ wordt. En dat we dus slechts een zeer beperkt en gekleurd beeld krijgen van het wereldwijde terrorisme, een beeld dat ontstaat door de redactionele mores en onze psychologische beperkingen. Juist daarom was de keuze voor de Inktspotprijs 2017 een merkwaardige. De prijs ging naar Van Tol, Reid en Geleijnse, de makers van Fokke & Sukke, voor een prent waarop die twee heerlijk ontspannen in strandstoelen zitten (‘Fokke & Sukke zijn er even lekker uit’). Uit de radio klinkt: ‘Aanslagen op de gebruikelijke plaatsen; wij melden u aanslagen met meer dan 20 slachtoffers.’ De tekenaars fantaseren met andere woorden dat in het ideale vakantieland het gruwelijke nieuws teruggebracht is tot een verveeld samenvatten (‘gebruikelijke plaatsen’), met hooguit een uitzondering voor het extreme (’meer dan 20 slachtoffers’). Dat als het nieuws zó zou worden gebracht, we écht tot rust zouden komen. Maar die nietszeggendheid, slechts doorbroken door de extremen, is nu juist de dagelijkse realiteit in de media. Deze cartoon is niet leuk; ze verraadt een zeer naïeve onbekendheid met hoe de media werken. Een beter bijschrift was geweest: ‘Fokke & Sukke hebben een eerlijk radiostation ontdekt.’

Marcel HulspasComment