Marcel Hulspas

View Original

Waar stond de wieg van Europa?

Enig geflitter op Twitter de afgelopen dagen heeft mij ervan doordrongen dat velen er blijkbaar heilig van overtuigd zijn dat er een zeer nauwe band bestaat tussen de moderne westerse en de klassieke cultuur. Dat je ‘onze’ cultuur eigenlijk niet kunt begrijpen zonder een stevige kennis van de Griekse en Romeinse cultuur. En dat het daarom nuttig is dat de slimmere middelbare schoolleerlingen Grieks en Latijn leren vertalen. De sprong naar deze laatste conclusie klinkt mij gewaagd in de oren, zelfs als de premisse waar zou zijn – ik suggereerde op twitter dat leerlingen hun tijd beter kunnen besteden – maar in dit stukje wil ik juist bij die premisse wil ik even stil staan. Is die band tussen die beide culturen nou écht zo nauw en belangrijk? (En ja, ik weet dat dat woord premisse uit het Latijn stamt.) Ik zal die historische band in een aantal punten schetsen. Heel beknopt – maar ik vrees dat ik al met al niet veel afwijk van de canonieke historische kijk.

1.

Na de val van het West-Romeinse rijk, midden vijfde eeuw, raakte West-Europa (ik denk daarbij ruwweg aan de vijfhoek Lissabon, Ierland, Hamburg, München, Rome) langzaam maar gestaag in economisch en cultureel verval. De Romeinen verdwenen, de Romeinse cultuur raakte vergeten. Germaanse stammen zoals de Franken namen de lokale macht over. Er ontstond een samenleving zonder geld, gebaseerd op de landbouw. Steden had je eigenlijk alleen nog in Italië en Z-Frankrijk en dat waren grotendeels ruïnevelden. Het Latijn overleefde als kerktaal, maar de kerk viel uiteen in bisdommen en de macht van de lokale bisschoppen reikte de facto niet verder dan de resten van de stadsmuren.

2.

Het Merovingische en Karolingische rijk (resp. zevende, achtste/negende eeuw) waren niet meer dan ‘roversrijken’ die uiteenvielen zodra er in de omgeving geen buit meer te behalen viel. (Buit waarmee de koningen hun oorlogen financierden.) Voor het Karolingische rijk gebeurde dat na omstreeks 804.

Ja, Karel de Grote kreeg in 800 van de paus de keizerskroon opgedrukt maar dat was een sluwe truc van de paus om hem aan het wankele Rome te binden. Karel moest er niets van hebben (haatte de paus vanaf dat moment) en had totaal geen zin in een conflict hierover met (de tegenstander van de paus) het Byzantijnse rijk, waar de echte keizer zat. Na een korte oorlog hierover en veel diplomatiek verkeer kwam men overeen dat de Frankische keizerstitel niks te maken had met de échte keizerstitel. Daar was Karel zeer tevreden mee.

3.

Karel deed niets met die titel, maar gaf hem wel door aan zijn zoon Lodewijk de Vrome. Die probeerde iets van dat keizerschap te maken maar belandde daarmee vrijwel onmiddellijk in de problemen. Zoiets was on-Frankisch. Zo keerde vanaf omstreeks 850 de aloude Frankische verdeeldheid terug. En daarna ging het snel ook economisch bergafwaarts, niet alleen door de chronische strijd om de macht tussen lokale edelen (meestal van Frankische afkomst) maar ook doordat Europa een gemakkelijke prooi vormt voor invallers. De Hongaren vanuit het Oosten, Arabische vloten/piraten op de Middellandse Zee en (vooral) de Vikingen in het Noorden. De schade die vooral de laatsten zo tussen 800 en 1000 hebben aangericht laat zich nauwelijks overschatten. Ierland en Engeland werden steeds opnieuw grondig geplunderd (waarbij vooral vrouwen en kinderen als slaven werden afgevoerd). Hetzelfde gebeurde in de Nederlanden, Frankrijk en later Spanje. (Dorestad, aanvankelijk de grootste handelsstad van Noordwest-Europa, werd in enkele decennia van de kaart geveegd – en daarmee verdween ook de handel.) De Vikingen-ramp kwam vooral hard aan in West- en Midden-Frankrijk. Ruim honderd steden en kloosters werden grondig en vaak meerdere malen geplunderd. Het platteland werd afgestroopt; de bevolking werd als slaven weggevoerd. De oude Frankische staatstructuur (edelen, nu onder een West-Frankische koning) was niet in staat om tegenwicht te bieden en verdween. In plaats daarvan ontstond in deze ‘oorlogszone’ in de tiende eeuw het feodaal systeem, waarbij iedereen onderworpen was aan een heer, die als primaire taak had om te vechten. (Nominaal stond daar de koning boven, maar de Franse koningen waren tot omstreeks 1100 volstrekt machteloos en onbeduidend.)

4.

In het oosten was de situatie iets gunstiger; de noordkust had te lijden onder de Vikingen uiteraard maar de Hongaarse invallen (in nu Oostenrijk, Beieren) waren minder verwoestend en de edelen verkozen over het algemeen een collega tot koning die zélf over een redelijk stuk grond beschikte en dus niet al te afhankelijk was van adellijke steun. (Een voordeel was dat terwijl de bisschoppen in het Westen onder de edelen vielen, de bisschoppen in het oosten direct onder de koning vielen; zij leverden een tijd lang verreweg de meeste van ’s konings soldaten.) Opeenvolgden ‘Ottoonse’ heersers (in de boekjes vaak aangeduid met de eervolle maar loze Frankische keizerstitel) wisten de Hongaren, Tsjechen, Polen terug te dringen (verdediging veranderde al snel in verovering) en deden hun best in het Noorden.

5.

Kortom, stand rond het jaar 950. Frankrijk totaal leeggeroofd en uiteengevallen, Nederlanden leeggeroofd, Duitsland in wankel Frankisch feodaal evenwicht maar nog overeind, Italië complete chaos dankzij een aantal machtige adellijke (van oorsprong Frankische) families. De zwakke steden vragen Franse edelen en de Duitse ‘keizer’ een paar keer om asjeblieft binnen te vallen en orde op zaken te stellen.

6.

Zeker, er was altijd een handjevol monniken en klerken die nog vaag wisten dat er ooit een klassieke cultuur had bestaan. Een aantal werken had de eeuwen van ellende overleefd, maar die schaarse stipjes klassieke cultuur stelden uiteraard niks voor. Men besefte dat er in het oosten, bij de Byzantijnen, meer te halen viel, maar dat was te ver weg (en daar heerste het Grieks, een taal die in het Westen al bijna helemaal uitgestorven was.) Je kunt dus gerust stellen dat de klassieke cultuur volledig was vergeten. De politiek, de economie en de maatschappij hadden al helemaal niets met het klassieke verleden te maken. Politiek en maatschappij waren door en door Germaans/Frankisch, ook in Italië (en in Engeland Angelsaksisch). En juist vanuit die schamele basis zou Europa herrijzen.

7.

Het herstel zette zich in omstreeks 1000. Mocht iemand toen hebben gedacht dat het Einde der Tijden nabij was, dan werd dat duidelijk weersproken door tekenen van herstel. De kerstening van de Noormannen sloeg (eindelijk) aan en de plundertochten gingen tot het verleden behoren. Ook binnen de Kerk was er sprake van een krachtige revival-beweging tégen het chronische adellijke geweld (de ‘Vrede Gods’ beweging) en tégen het gezag over bisschoppen en kloosters van edelen en koningen. (Rome, verknocht aan adellijke steun, zou zich daar pas omstreeks 1050 bij aansluiten.) De economie schoot omhoog, de bevolking groeide.

8.

Dankzij contacten met de Arabieren (de Arabische piraterij liep na 1000 ook sterk terug) en contacten met Byzantijnse geleerden arriveerden er in Europa nieuwe klassieke teksten. (Aanvankelijk, vooral uit de islamitische wereld, commentaren op teksten, die men niet echt vertrouwde.) Maar die abstracte teksten hadden uiteraard geen invloed op de Europese samenleving of cultuur in brede zin. Een doorbraak was het opduiken omstreeks 1200 van de laat-Romeinse wetgeving, in de vorm van de digest van Justinianus (zesde eeuw ná Chr.). Een bonte verzameling wetsteksten en een onweerstaanbare kluif voor de middeleeuwse rechtsgeleerden (vooral in Bologna) die de achterliggende principes probeerden te reconstrueren (men zegt dat dit resulteerde in de Scholastische onderwijsaanpak.)

9.

Maar het Romeinse Recht heeft het traditionele middeleeuwse (Frankische, lokale, etc) recht nooit vervangen. Het was interessant, vulde wat gaten en soms werd het door een koning of stad doorgedrukt om zijn gelijk te halen. Maar de juridische basis van de samenleving was en bleef Frankisch/Middeleeuws. Net als de organisatie van het bestuur. Hetzelfde geldt voor het fenomeen democratie. Daar zoek je tevergeefs naar in de Digest. Onze democratie (en dat is voor niemand een openbaring, hoop ik) is ontstaan in de Middeleeuwen, vanuit de strijd tussen koning en adel, tussen adel en steden. (Stedelijk zelfbestuur werd omstreeks 1000 uitgevonden/bevochten in Italië, toen de steden groter en machtiger werden.) Daar kwam geen oud-Grieks voorbeeld aan te pas.

10.

En nu kan ik zeggen dat de influx van Klassieke teksten het denken in Europa sterk heeft beïnvloed. Dat is helemaal waar – maar dan vooral als alternatief, als ‘slijpsteen voor de Geest’, en tijdelijk. Wat men opstak van de Klassieke filosofie stond altijd tegenover (en was altijd ondergeschikt aan) de christelijke theologie. En wanneer de Europese filosofie zich losmaakt van het christendom, omstreeks 1650, laat zij ook binnen de kortste keren de Klassieke filosofie achter zich. ‘Onze’ filosofie is al zo’n 400 jaar geen klassieke filosofie. Voor de wetenschap geldt hetzelfde: inspirerend (maar het gezag van Aristoteles, Galenus en Ptolemaeus was vooral blokkerend) maar na 1600 gaat Europa een volkomen eigen weg. Kunsten: zeer inspirerend in de tijd dat er van alles wordt opgegraven (1400-1500), en er was een tweede golf van nabootsing der Klassieken (met een tweede opgravingshausse) rond 1800. Daarna valt het weer weg. Klassiek is mooi maar voltooid verleden tijd. Maar laat rond 1800 dat nou net de tijd zijn waarin denkers als Von Humbold de kans kregen om een nieuwe, ‘moderne’ opzet te maken voor het Pruisische onderwijs. Dat kreeg daarmee een zware nadruk op de perfecte klassieke cultuur mee, inclusief de droom dat alle ontwikkelde burgers ooit weer, net als in het oude Rome, Grieks en Latijn konden spreken. En het militaire en economische succes van Pruisen leidde ertoe dat andere landen dat onderwijsmodel graag imiteerden….

Tot zover.

De geboorte van Europa is een dik boek waardig. Wie weet volgend jaar.