Een stenen reus

‘Millennia gaan voorbij en koninkrijken vallen, tronen brokkelen af en partijen veranderen, maar de kerk van Christus staat op het bloed van martelaren en blijft staan tot de tweede glorieuze komst van de Heer’. Aldus sprak de metropoliet (aartsbisschop) Nicolai in 2007, bij de plechtige inwijding van de nieuwe Sint Michaëlskathedraal in Izjevsk. Zeventig jaar eerder was een kerk met dezelfde naam op bevel van de communisten gesloopt. De toenmalige aartsbisschop werd vermoord; de stenen werden hergebruikt voor de bouw van een paardenstal. Dat gebeurde in die jaren overal in de Sovjet-Unie. Zo tegen 1940 was de orthodoxe kerk op sterven na dood; of zeg maar gewoon dood. Toen Jozef Stalin na de Duitse inval besloot dat de kerk hersteld moest worden, moesten daarvoor de poorten van Goelag even op een kier gezet. De Russisch Orthodoxe kerk staat inderdaad op het bloed van martelaren, maar daarvoor hoeft men geen eeuwen terug te gaan. De tijden zijn veranderd. De communisten zijn verdwenen – als is de huidige president natuurlijk een ex-communist – en de Kerk is terug van weggeweest. Ten eerste in het Kremlin, daarnaast in het leger; en daarnaast op het platteland. De banden tussen de Kerk en Poetin zijn allerhartelijkst. Zó hartelijk dat sommigen denken dat Poetin een gelovige is. En ook de relatie met het leger is zeer innig. Dit jaar werd niet ver van Moskou een gloednieuwe ‘kathedraal voor het leger’ ingewijd, ter verheerlijking van de oorlogen die Rusland heeft uitgevochten. En ondertussen ‘herovert’ de Kerk dus ook het Russische platteland. Russisch Orthodoxe kerkleiders verkondigen trots dat er de laatste jaren drie kerken per dag verrijzen – gloednieuwe, dan wel oude die opnieuw worden gewijd. Startpunt van deze religieuze bouwwoede was de herrijzenis van de Christus Verlosser kathedraal in het hart van Moskou. Ooit gebouwd ter herinnering aan de overwinning op Napoleon; in de jaren dertig van de vorige eeuw gesloopt en in 1997 weer herrezen. (Stalin had het plan om daar een enorme wolkenkrabber neer te zetten maar door de oorlog kwam men niet verder dan de fundamenten, en daarvan werd later een zwembad gemaakt.) En die bouwwoede gaat door tot op de dag van vandaag. Ruslandcorrespondent (voor het Reformatorisch Dagblad) William Immink moet in zijn boekje ‘Kaaskop tussen de klashnikovs’ toegeven dat die kerken die als paddenstoelen uit de grond schieten, niet leeg blijven staan. Ook het aantal gelovigen is de laatste decennia sterk gestegen – nu het geen schande meer is. Na de val van het communisme hebben veel Russen, op zoek naar een nieuwe identiteit, het orthodoxe geloof herontdekt. Het gaat niet om spiritualiteit; geloven hoort gewoon bij Rus (of Russin) zijn. Dus gaan ze naar de lokale kerk. Meestal alleen met Pasen, en misschien ook met Kerstmis. En ze geven trouw een financiële bijdrage om de kerk te onderhouden. Dat moet genoeg zijn. De gelovige Immink stoort zich daar aan: ’Religie is een symbool, een identiteit. Meer niet.’ Maar dat laatste geldt zeker niet voor de hoogste kerkleiders. Voor hen betekent de Kerk: geld. De Oosters-Orthodoxe kerk is in wezen een bedrijf, of beter: een crimineel systeem waarbij de kerkelijke elite in grote weelde leeft door de (voor het overgrote deel) arme parochies leeg te zuigen. Parochies moeten hun spullen bij de Kerk inkopen (bijvoorbeeld kerkmeubels bij de Sofrinofabriek, die in handen is van de Kerk) en ze moeten belasting afdragen aan de Kerk. Naast deze bedragen ontvangt het Moskouse patriarchaat jaarlijks 40 miljoen euro subsidie van de Russische staat. Welke bedragen er daarnaast nog binnenkomen dankzij het verlenen van de talloze bouwopdrachten, en hoe al dat geld binnen de Kerk exact rondgaat is onbekend. De financiën van de kerk zijn aan elke openbare controle onttrokken. Wat we wél weten is dat bisschoppen en patriarchen naast hun officiële inkomen ook nog privé-inkomsten hebben door middel van ‘de envelop’. Wanneer ze bij een parochie op bezoek gaan, verwachten ze als tegenprestatie een passende financiële beloning (in een envelop). Hoe rijker de parochie, hoe meer daarin moet zitten. Zo zijn er nog veel meer verhalen over corruptie en steekpenningen. De rot zit tot in de kop. Patriarch Kirill, de hoogste kerkleider, is ervan beschuldigd dat hij in de illegale tabakshandel zit. En Kirill houdt niet alleen van fraai glimmende kathedralen. Zo’n twintig jaar terug kwam hij in het nieuws toen bleek dat hij een gouden horloge droeg van rond de 20.000 euro. De hang naar pracht en praal, de corruptie, de zielloosheid – volgens Immink komt het allemaal doordat de Russisch Orthodoxe Kerk nooit een Luther heeft gekend (p. 110): ‘Het orthodoxe geloof heeft nooit een reformatie doorgemaakt. Niet zoals in Europa in ieder geval. […] waardoor sprake is van totalitaire kerkregimes. De pastor is de baas. Mensen gaan als slaven naar de kerk en luisteren naar de pastor die als een schaapherder tussen God en de mens in staat. Luther koos zijn eigen geweten boven de autoriteit van de kerkleiders. […] Kerkleiders moeten de mensen dienen in plaats van te dwingen, was zijn stelling. De veranderingen die Luther en Calvijn in de kerk teweegbrachten, waren ook het begin van de Europese verlichting: mensen kregen hun eigen verantwoordelijkheid en de kerk dicteerde niet langer wat mensen moesten denken.’ Dat is natuurlijk een wel érg zonnige kijk op Luther en de Reformatie. Beide hebben ongetwijfeld bijgedragen aan het geografisch begrenzen van de macht van de Rooms-Katholieke Kerk maar brachten meestal een nieuwe repressie met zich mee. Dat hier en daar (met name in de Republiek) een zekere vrijheid van meningsuiting kon ontstaan, had veel meer te maken met het feit dat de bloedige godsdienstoorlogen van rond 1520 tot 1650 iedereen duidelijk had gemaakt dat de macht van de kerkleiders ingeperkt moest worden, om nieuwe rampen te voorkomen. Imminks opvatting dat Luther en Calvijn aan de wieg stonden van vrijheid en gelijkheid komt overigens niet uit de lucht vallen; dat wordt in de Verenigde Staten onder christelijk-conservatieve denkers wel vaker verkondigd. Daar heeft Max Weber een soort van school gemaakt: het enige goede kapitalisme, is een protestants-christelijk kapitalisme. Imminks boekje graaft niet diep maar is toch leerzaam omdat hij juist in de periferie woont. In zijn omgeving (hij woont in Izjevsk) is er de afgelopen decennia qua mentaliteit weinig veranderd. Hij noemt president Poetin en Patriarch Kirill van Moskou ‘twee handen op één buik’. Dat vinden de mensen in zijn omgeving alleen maar geruststellend. Onenigheid is schadelijk. Ze moeten niks moeten hebben van types als de in het Westen zo populaire oppositieleider Anatoly Navalny – corruptie bestrijden interesseert niemand iets. Ze beschouwen Poetin als de juiste man op de juiste plaats. Niets functioneert naar behoren, iedereen blijft er even arm, dat weet iedereen. Maar dankzij Poetin gebeuren in ieder geval geen rampen, zoals onder Gorbatsjov en Jeltsin. En Immink (inmiddels ook eigenlijk een Rus) geeft toe dat hij Poetin wel een geschikte kerel vindt. Hij heeft de democratie om zeep geholpen, dat klopt, maar wat moet een land als Rusland nu met democratie? Maar in de steden gaat alles toch anders. Immink had kunnen vermelden dat de bouwwoede van Kerk met name dáár ook op weerstand stuit. In Moskou kun je horen dat dat zwembad naast het Kremlin toch een stuk leuker was. In Jekaterinaburg, de vierde stad van Rusland, had een paar jaar geleden in het centrum ook een knots van een kathedraal moeten verrijzen, maar er brak massaal protest uit. Poetin decreteerde dat er een referendum moest komen – en driekwart van de stedelingen verwierp het plan. Voor de Russisch Orthodoxe Kerk is dergelijk verzet een teken van moreel verval. Zij beschouwt zichzelf als het laatste bastion voor de christelijke waarden. De grote bedreigingen komen uit het zuiden en het westen. Het zuiden, dat is de islam. Immink woont wat dat betreft ‘op de frontlijn’ maar er gebeurt niet veel. De relaties tussen de christenen en moslims daar zijn ontspannen – al moeten ‘echte’ Russen (na enig aandringen) rillen bij het idee dat de meerderheid van de regionale bevolking uit moslims zou bestaan, iets wat in de toekomst helemaal niet ondenkbaar is. Immink babbelt met moslims, drinkt thee met een imam, maar als hij over ‘de islam’ in het algemeen komt te spreken, gaan bij hem de remmen los en komt de islamofobe christen naar boven (p. 88-89): ‘De islam is geen religie van vrede. In alle landen waar de islam een meerderheid krijgt gaat het alleen maar achteruit. Enorm veel christenen worden jaarlijks vermoord of vervolgd in moslimlanden. […] Kinderen krijgen lijkt voor de islamitische ideologieën soort tactiek om de islam uit te breiden: eerst vredelievend samenwonen en samenwerken met de christenen, en toeslaan als de meerderheid moslim is. […] Overal waar de sharia is ingevoerd zijn de vrijheid van meningsuiting, vrijheid van geloof en andere vrijheden, die wij in het westen als zo waardevol beschouwen, ver te zoeken. Alle westerse waarden […] zijn in moslimlanden nauwelijks van toepassing.’ Patriarch Kirill zal het daar helemaal mee eens zijn. De dreiging vanuit het westen is in twéé woorden te beschrijven: homoseksualiteit en abortus. Dat laatste is een zeer groot Russisch euvel: volgens de officiële cijfers worden er jaarlijks zo’n 900.000 abortussen gepleegd. Abortus is legaal en gratis (waarbij direct opgemerkt moet worden dat de praktijk gruwelijke uitwassen kent) maar de Kerk heeft zich er fel tegen gekeerd. Abortus is moord, en dat wordt de gelovigen ingepeperd. Immink sprak bijvoorbeeld met actievoerster Anna Voskresenskig en zij vertelt dat wanneer er vrouwen naar de kerk komen, en klagen dat ze geen kind kunnen krijgen of dat hun man of kinderen ongehoorzaam zijn, ze aan hen vraagt of ze misschien ooit een abortus hebben gehad. Als het antwoord ‘ja’ is (en die kans is niet gering) dan zegt Anna: ‘Je hebt de toorn van God over je gehaald’. Volgens de orthodoxe antiabortusactivisten is de omvangrijke Russische abortuspraktijk een van de belangrijkste oorzaken voor de krimp van de Russische bevolking. Rusland gaat aan abortus ten onder! Dat argument is iets waar Poetin zeker gevoelig voor is maar hij durft het recht op abortus niet aan te tasten. Hij is en blijft een populist en zeventig procent van de Russen is vóór het behoud van die mogelijkheid. Het is zo’n beetje de enige manier om een ongewenst kind te voorkomen. Abortus simpelweg verbieden heeft dus geen nut; dat zou alleen maar leiden tot de bloei van illegale abortuskliniekjes, met alle gevolgen van dien. En een alternatief is er niet echt; voorbehoedsmiddelen zijn onbekend en onbemind en de Russische regering zou ze nooit openlijk kunnen aanprijzen. Dat zou politieke zelfmoord zijn. Bij het onderwerpt abortus zet de Russisch Orthodoxe Kerk dus voor één keer de morele hakken in het zand, en prompt scheiden zich de wegen van Kerk en staat. Dat geeft wel aan dat voor Poetin en zijn kliek het steunen van de Kerk gedurende de afgelopen jaren niet veel meer is geweest dan een onderdeel van hun nationalistische programma. De Kerk heeft de afgelopen dertig jaar ruimschoots materieel van geprofiteerd van die steun maar ze heeft in die tijd geen moreel gezag opgebouwd. Iedereen weet hoe de Kerk functioneert – en niemand ziet het zitten om abortus te verbieden. Ondertussen treedt er een nieuwe generatie aan die niks heeft met gigantische kerken, niks met corrupte kerkleiders, en al helemaal niks met Gods toorn. Het lijkt erop dat de Russisch Orthodoxe Kerk een unieke kans om uit de communistische as te herrijzen en een plek te verwerven in de Russische samenleving, ernstig heeft verprutst.

William Immink, Kaaskop tussen de Kalasjnikovs, is verschenen bij KokBoekencentrum (255 blz., 17,99 euro.)

Marcel HulspasComment