Marcel Hulspas

View Original

Was Mohammed dom?

Was Mohammed dom? Was hij een simpele karavaandrijver uit de Arabische woestijn, die op een dag het licht zag? Dat is merkwaardig genoeg een opvatting waar veel traditionele biografen van Mohammed én islamhaters zich in kunnen vinden. Om verschillende redenen. De biografen benadrukken zo graag de originaliteit en ‘simpelheid’ van Mohammed; de islamhaters willen daarmee alleen maar zeggen dat de islam de schepping is van een domkop, een mislukte religie. Maar was Mohammed écht een simpele ziel?

Om Mohammeds naïviteit, onwetendheid of domheid aan te tonen, wordt vaak verwezen naar de Koran, waarin allerlei opmerkingen zouden staan die niet overeenstemmen met het Oude of Nieuwe Testament. De Koran zou dan ‘niet kloppen’ en dat zou een teken zijn van Mohammeds domheid. Zo bevat de Koran veel ‘apocriefe’ verhalen (met name over Jezus en Maria) die we niet uit de Bijbel kennen maar wél uit niet-officiële (apocriefe) bronnen. Dat zou betekenen dat Mohammed de Bijbel niet las, maar alleen een hoop verhalen kende, van horen-zeggen. Het klopt dat de Koran geen enkel letterlijk citaat uit de Bijbel bevat en dat zou er inderdaad op kunnen duiden dat Mohammed de Bijbel niet kende. Maar het is ook denkbaar dat dat heel bewust is gebeurd. De Koran zegt immers dat zij een nieuwe openbaring is, dit keer in het Arabisch, dezelfde boodschap van God (die verandert uiteraard nooit) maar in andere verhalen gegoten.

Een ander vaak gehoord ‘bewijs’ voor de domheid van Mohammed is dat hij Bijbelse ‘fouten’ zou maken. En een van de bekendste ‘fouten’ is het ineenschuiven, of door elkaar halen, van Mirjam de zuster van Mozes en Aäron, en Maria de moeder van Jezus. Dat gebeurt in soera 3:35-36, waar de oudtestamentische Amran (Koran: Imran) aangeduid wordt als de vader van Mozes en Aäron, én van Maria. Een tweede keer gebeurt dat in de soera 19, die gaat over Maria. Na de geboorte van Jezus toonde zij haar kind aan het volk:

‘En zij kwam met de jongen bij haar volk en zij droeg hem. Zij zeiden: ‘Maria, je hebt iets ongehoords gedaan. Zuster van Aäron, je vader was geen slecht mens en je moeder was geen overspelige vrouw.’’ (19:27-28)

Maria de zuster van Aäron, dezelfde als Mirjam? Tussen beide vrouwen zit volgens de Bijbelse chronologie ruim duizend jaar! Tegelijkertijd is er ook een bescheiden overeenkomst tussen beiden. De belangrijkste gebeurtenis in Mirjams leven was de doortocht (met haar hele volk) door de Rode Zee, wég uit Egypte. Volgens het Oude Testament zong het volk, nadat het gered was, een lied ‘ter ere van de Heer’,  en daarna pakte Mirjam haar tamboerijn, ‘en alle vrouwen volgden haar’, en zong ook zij een lied (Exodus 15). Het hoogtepunt uit het leven van Maria was natuurlijk de aankondiging van de engel dat zij een goddelijk kind zou baren. En ook zij zou daarover een lied hebben gezongen (Lukas 1:46-55).

Waarom noemt de Koran Maria ‘zuster van Aäron’? The Study Quran, een onlangs verschenen, uitgebreid commentaar bij de Koran, zegt dat we dat niet letterlijk moeten nemen (‘this would be chronologically impossible’) en vermeldt enige verklaringen van beroemde commentatoren. Volgens sommigen van hen zou Aäron ‘rechtvaardigheid’ hebben betekend, en wordt Maria dus gewoon aangeduid als ‘zuster van de rechtvaardigheid’. Andere commentatoren vermoedden dat Maria een halfbroer had die Aäron heette; weer anderen houden het erop dat de Koran gewoon bedoelt dat Maria een afstammeling was van Aäron. Drie zeer speculatieve verklaringen dus. DE deskundigen wisten geen raad met dat vers. (Over de afstamming van Maria weten we niets; het Nieuwe Testament bevat wel twee geslachtslijsten van Jozef, bij Mattheus en Lukas, en omdat deze elkaar tegenspreken is ooit ‘besloten’ dat die lijst bij Lukas niet van Jozef is maar van Maria! Die tweede lijst bevat overigens niets dat duidt op verwantschap met Aäron.)

Dan is er deook recent verschenen Uitleg bij de Koran van Eduard Verhoef. Hij noemt het idee dat de Koran een zeer verre verwantschap wordt aangeduid ‘vergezocht’, en constateert:

‘Het meest voor de hand ligt mijns inziens dat Mohammed in zijn gedachten overspringt van de ene Maria naar de andere zonder zich te realiseren dat voor zij toehoorders die gedachtesprong een brug te ver kan zijn.’

Maar waaróm zou Mohammed deze gedachtesprong hebben gemaakt? Dat weet Verhoef blijkbaar ook niet.

Was Mohammed dom? Of nogal ‘springerig’ van gedachten? Laten we eens naar een tijdgenoot (nou ja, iets later) van Mohammed gaan, de beroemde kerkvader Johannes van Damascus (676-749). Johannes is vooral bekend als de auteur van de Bron van Wijsheid, een omvangrijk werk waarin hij maar liefst honderd ketterse stromingen opsomt en neersabelt. Eén daarvan is de ketterij van de Arabieren, dat wil zeggen de islam. Hij schreef daarmee de eerste openlijke, scherpe aanval op de islam uit de geschiedenis. Een ander werk van hem zijn drie preken, de Verkondigingen bij het ontslapen van de allerheilig Moeder Gods. Dit is een van de eerste uitgebreide vereringen van Maria. (En dat door een vooraanstaand geestelijke; het was een vorm van ‘erkenning’ want de gewone gelovigen vereerden haar toen al veel langer). In de derde preek (ik kwam een aantal fragmenten tegen in het recent verschenen boek ’25 eeuwen theologie’) prijst Johannes de rol van Maria als redder van de mensheid. Zonder haar medewerking was Jezus er nooit geweest en was de mensheid gedoemd geweest om naar de hel te gaan. Hij vergelijkt haar ook met de kerk, die door de eeuwen heen deze redding biedt. En hij vergelijkt deze redding met de redding van het volk van Israël uit Egypte, dwars door de (drooggevallen) Rode Zee:

‘Laat de domeinen een veilig heenkomen zoeken […] Maar wij die werden gered en met droge voeten het bittere water van goddeloosheid zijn overgestoken, laat ons voor de Moeder van God het lied van de uittocht zingen. Laat Maria, die de Kerk vertegenwoordigt, de tamboerijn in handen nemen en een feestlied aanheffen, laat de meisjes van het hemelse Israël erop uitgaan en vreugde brengen met dan en tamboerijn!’

Waarom trekt Johannes deze parallel? In de eerste eeuwen van het Christendom was men ervan overtuigd dat het Oude Testament alleen maar écht te begrijpen was als je geloofde dat Christus de zoon van God was. Veel oudtestamentische profetische verzen zouden ‘eigenlijk’ over Jezus gaan, en veel oudtestamentische verhalen waren ‘eigenlijk’ vooraankondigingen van latere (christelijke) gebeurtenissen. Het Oude Testament ‘bewees’ zo de waarheid van het Nieuwe Testament, van het christendom. Daarom trekt Johannes hier een parallel tussen de uittocht uit Egypte onder leiding van Mozes en de redding van de christenen (uit ‘het bittere water van goddeloosheid’) door de komst van Christus. En daarmee ontstaat ook een parallel tussen Mozes’ zuster Mirjam die na de redding een lied zong, en Maria en haar danklied. Johannes doet hier dus in wezen hetzelfde als Mohammed: hij verandert Maria in Mirjam. Hij haalt beide vrouwen ‘door elkaar’. Maar de goede verstaander weet dat Johannes dit niet doet omdat hij dom is, omdat hij het verschil tussen Mirjam en Maria niet kent, maar juist omdat hij heel wijs is: hij doorziet de diepe, door God aangebrachte overeenkomst tussen beide gebeurtenissen én beide vrouwen.

De Koran is pakweg een eeuw ouder dan de preken van Johannes. Maar, zoals gezegd, Johannes heeft de Mariaverering niet zelf bedacht, en de parallel ook niet. Het feit dat Maria in de Koran terloops aangeduid wordt als ‘zuster van Aäron’ geeft aan dat de parallel die Johannes beschrijft al veel eerder bedacht moet zijn. (Ik hou me aanbevolen voor eerdere vermeldingen.) Mohammed kende de parallel. Hij  gaat er niet op in, hij stipt het alleen maar even aan. Als om te zeggen: ik weet waar de Maria vereerders mee bezig zijn. Heel subtiel, eigenlijk.

Heel slim.

Seyyed Hossein Nasr (ed.), The Study Quran, HarperOne, 2015

Eduard Verhoef, Uitleg bij de Koran, Uitgeverij Skandalon, 2017

Laurens ten Kate en Marcel Poorthuis, 25 eeuwen theologie. Uitgeverij Boom, 2017.